ECLI:NL:RBZWB:2021:3785
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake huur- en zorgtoeslag
In deze zaak heeft de opposante, die in Breda woont, verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank van 31 maart 2021, waarin haar beroep tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 13 juli 2020 niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit besluit betrof de definitieve berekening van de huur- en zorgtoeslag over het jaar 2018. De rechtbank had geoordeeld dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn op 24 augustus 2020 eindigde en het beroepschrift pas op 13 oktober 2020 was ontvangen. De opposante voerde aan dat zij door bijzondere omstandigheden, waaronder het feit dat zij tot maart 2020 onder bewind stond en de gevolgen van de coronamaatregelen, niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen.
Tijdens de zitting op 9 juli 2021 heeft de opposante haar situatie toegelicht, maar de verzetrechter heeft geen aanleiding gezien om de eerdere uitspraak te herzien. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak al overwogen dat het de verantwoordelijkheid van de opposante was om haar post goed te begrijpen en dat het niet begrijpen van de post geen verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding oplevert. De verzetrechter heeft bevestigd dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was.
De verzetrechter heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.