ECLI:NL:RBZWB:2021:3785

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8965
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake huur- en zorgtoeslag

In deze zaak heeft de opposante, die in Breda woont, verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank van 31 maart 2021, waarin haar beroep tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 13 juli 2020 niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit besluit betrof de definitieve berekening van de huur- en zorgtoeslag over het jaar 2018. De rechtbank had geoordeeld dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn op 24 augustus 2020 eindigde en het beroepschrift pas op 13 oktober 2020 was ontvangen. De opposante voerde aan dat zij door bijzondere omstandigheden, waaronder het feit dat zij tot maart 2020 onder bewind stond en de gevolgen van de coronamaatregelen, niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen.

Tijdens de zitting op 9 juli 2021 heeft de opposante haar situatie toegelicht, maar de verzetrechter heeft geen aanleiding gezien om de eerdere uitspraak te herzien. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak al overwogen dat het de verantwoordelijkheid van de opposante was om haar post goed te begrijpen en dat het niet begrijpen van de post geen verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding oplevert. De verzetrechter heeft bevestigd dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was.

De verzetrechter heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8965 HUUR V

uitspraak van 23 juli 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam opposante] , te [plaatsnaam] , opposante,

Procesverloop

Opposante heeft digitaal beroep ingesteld tegen het besluit van 13 juli 2020 van de Belastingdienst/Toeslagen (verweerder) inzake de definitieve berekening van de huur- en zorgtoeslag over het jaar 2018.
Bij uitspraak van 31 maart 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het verzet is ter zitting behandeld in Breda op 9 juli 2021. Opposante is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.A. Siertsema.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat het beroepschrift te laat is ingediend.
2. In deze verzetzaak dient uitsluitend te worden beoordeeld of de rechtbank in de uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden kan de rechtbank in deze zaak alleen toekomen als het verzet gegrond is.
3. Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat zij het beroepschrift weliswaar te laat heeft ingediend, maar hiervoor wel een verklaring heeft. Zij heeft tot maart 2020 voor de duur van 5 jaar onder bewind gestaan. Na de ontvangst van het besluit is zij advies gaan zoeken bij een juridisch kantoor maar - kon als gevolg van het Coronavirus - daar alleen niet persoonlijk naar toe gaan.
4. Niet in geschil is dat het beroepschrift te laat is ingediend. De beroepstermijn eindigde op 24 augustus 2020. Het beroepschrift is bij de rechtbank ontvangen op 13 oktober 2020. Opposante heeft ter zitting verklaard dat zij het bestreden besluit van 13 juli 2020 per post heeft ontvangen.
De verzetrechter merkt op dat de beroepstermijn van zes weken een fatale wettelijke termijn betreft waarvan niet kan worden afgeweken. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden is de overschrijding van de termijn verschoonbaar.
De vraag die voorligt is of de rechtbank in de uitspraak van 31 maart 2021 terecht heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en het beroep dus terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. In die uitspraak is overwogen dat het de eigen verantwoordelijkheid is van opposante om haar post goed te begrijpen. Verder is geoordeeld dat in het niet begrijpen van de post geen verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding is gelegen. Deze oordelen kan de verzetrechter volgen. Opposante stond vanaf maart 2020 niet meer onder bewind. Als zij de inhoud van sommige brieven niet begrijpt, ligt het op haar weg om daarvoor hulp te zoeken. Daarnaast is niet gebleken dat opposante daardoor gedurende de gehele beroepstermijn zelf niet in staat was om tijdig een, eventueel voorlopig, beroepschrift in te dienen. Zo had opposante in ieder geval de termijn kunnen veilig stellen en daarna nog een deskundige kunnen benaderen.
De toelichting van opposante in het verzetschrift dat zij door het Coronavirus niet persoonlijk naar een juridisch kantoor kon gaan maakt dat niet anders. Zij had telefonisch of per mail een juridisch deskundige kunnen benaderen of zich door een derde kunnen laten bijstaan.
5. In wat opposante heeft aangevoerd ziet de verzetrechter geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 31 maart 2021. Het verzet is ongegrond. Dit betekent dat de uitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De verzetrechter verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 23 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.