ECLI:NL:RBZWB:2021:3764

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6967
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na eerstejaarsbeoordeling en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering. Eiseres, werkzaam als uitzendkracht, had zich ziek gemeld en ontving een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 15 februari 2020 na een eerstejaarsbeoordeling, waarop eiseres bezwaar maakte. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiseres beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de beëindiging van de uitkering op juiste gronden heeft gedaan. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de klachten van eiseres. De rechtbank concludeerde dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op een ZW-uitkering. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat de functies die aan de schatting ten grondslag waren gelegd, passend waren.

De rechtbank heeft het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6967 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. F.E.R.M. Verhagen,
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 december 2019 (primair besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW), na een eerstejaars ZW-beoordeling, beëindigd met ingang van 15 februari 2020.
In het besluit van 30 april 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 10 juni 2021.
Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eiseres en mr. H.M. van Gent namens het UWV.

Overwegingen

1. Eiseres is als uitzendkracht via Tempo-Team Industries B.V. werkzaam geweest als productiemedewerker/operator bij [naam onderneming] te [plaatsnaam 2] . Na afloop van haar werk heeft het UWV eiseres bij besluit van 30 november 2018 met ingang van 3 december 2018 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit die situatie heeft eiseres zich ziek gemeld in verband met somberheid en toegenomen stemmingsklachten.
Het UWV heeft eiseres met ingang van 16 april 2019 een ZW-uitkering toegekend.
Bij het primaire besluit heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 15 februari 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 15 februari 2020 omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de eiseres het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd, eiseres gezien op haar spreekuur van 28 oktober 2019 en de door haar opgevraagde informatie van de huisarts van eiseres [naam huisarts] van 14 augustus 2019 bestudeerd.
[naam verzekeringsarts] ziet discrepantie tussen de uitingen van onvermogen en de alerte houding naar de tolk van eiseres tijdens spreekuur. Haar gedrag is wel expressief en niet gedrukt. Een gedragscomponent in de uiting van onvermogen lijkt aanwezig. Wel ziet zij een stemmingsstoornis/reactieve depressiviteit waarvoor eiseres ook medicatie krijgt.
De verzekeringsarts ziet geen situatie van geen benutbare mogelijkheden tot verrichten van arbeid. Immers, eiseres is niet opgenomen, niet bedlegerig, wel ADL zelfstandig, er is geen ernstige mate van stoornis in alle drie de gebieden van het persoonlijk en sociaal functioneren, er wordt geen opmerkelijke verslechtering van belastbaarheid verwacht binnen 3 maanden, en er is geen infauste levensverwachting. Eiseres is derhalve niet op medische gronden volledig arbeidsongeschikt.
De verzekeringsarts acht eiseres wel beperkt in het hanteren van stressvolle situaties en stelt dat zij niet kan omgaan met conflicten, verminderd vermogen heeft om probleemsituaties te hanteren en beperkt is in het reageren op sterk wisselende omstandigheden. Ze kan niet meerdere gecompliceerde opdrachten tegelijk verwerken of veelvuldig geconfronteerd worden met deadlines die gehaald moeten worden. Tevens geldt er een beperking ten aanzien van langdurig aaneengesloten geconcentreerd bezig zijn, met name bij ingewikkelde problematiek. Ze functioneert echter ten opzichte van “CBBS normaal” ten aanzien van concentratie bij minder gecompliceerde onderwerpen niet als beperkt. Gestructureerde routinematige taken in een eigen afgebakende taak moeten mogelijk zijn. In verband met haar verminderd vertrouwen in mensen acht de verzekeringsarts eiseres aangewezen op een eigen afgebakende taak en acht zij werk met patiënten of klanten niet geschikt.
Daar slaapdeprivatie een negatieve invloed heeft op psychische belastbaarheid en een goede dagstructuur gewenst is, is nacht- maar ook avonddienst gecontra-indiceerd.
In verband met de incontinentieproblematiek moet eiseres zo nodig gebruik kunnen maken van toilet in de omgeving van de werkplek. Daar buikdruk deze klachten kan versterken is ze beperkt voor zwaar tillen dragen en diep bukken.
Door de vaatproblematiek aan de benen is de duur van aaneengesloten lopen beperkt. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] ziet binnen een jaar een redelijk tot goede kans op een relevante verbetering door het natuurlijk herstel van de aandoening en/of adequate behandeling als het effect van behandeling doorzet en zij verwacht dat de belastbaarheid op langere termijn nog aanzienlijk zal verbeteren.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft zij neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 november 2019.
5.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd en deelgenomen aan de telefonische hoorzitting met eiseres van 7 april 2020. Voorts heeft zij de brief van GGZ-Breburg van 9 april 2020 en het medicatieoverzicht van 10 april 2020 van de apotheek van eiseres in haar afwegingen betrokken. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] ziet geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts blijkt van een voldoende zorgvuldig uitgevoerd en voldoende uitgebreid onderzoek. De conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese, het eigen medisch onderzoek en bij de curatieve sector ingewonnen aanvullende informatie. Er was voldoende informatie voorhanden om tot een weloverwogen beslissing te kunnen komen.
Volgens [naam verzekeringsarts b&b] zijn in het bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting geen nieuwe gezichtspunten naar voren gekomen met betrekking tot de medische situatie op de datum in geding die aanleiding vormen de medische grondslag van de bestreden beslissing onjuist te achten.
De belastbaarheid op de datum in geding is volgens de verzekeringsarts b&b op juiste wijze aangegeven in de FML van 15 november 2019.
5.3
In reactie op de beroepsgronden heeft verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] in haar rapportage van 15 december 2020 gesteld dat eiseres ten aanzien van concentratie bij minder gecompliceerde onderwerpen als niet beperkt functioneert. Gestructureerde routinematige taken in een eigen afgebakende taak moeten voor haar mogelijk zijn. In verband met het verminderd vertrouwen in mensen acht [naam verzekeringsarts 2] eiseres aangewezen op een eigen afgebakende taak en acht zij werk met patiënten of klanten niet geschikt. Omdat slaapdeprivatie een negatieve invloed heeft op psychische belastbaarheid en goede dagstructuur voor eiseres is gewenst, is nacht- en avonddienst volgens de verzekeringsarts b&b terecht gecontra-indiceerd.
Bij verhoogd persoonlijk risico gaat het over risico’s voor de medewerker zelf die zijn verbonden aan het uitoefenen van een functie. Bij het uitoefenen van een functie is de omstandigheid dat fouten geen groot afbreukrisico mogen hebben dus niet een beperking die bij verhoogd persoonlijk risico hoort te worden ondergebracht. [naam verzekeringsarts 2] wijst er nadrukkelijk op dat de primaire verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiseres niet is beperkt voor concentratie, maar wel in het reageren op sterk wisselende omstandigheden en dat eiseres daarnaast niet in staat is meerdere gecompliceerde opdrachten tegelijk te verwerken, zo min als zij veelvuldig kan worden geconfronteerd met deadlines.
Volgens de verzekeringsarts b&b achtte de primaire verzekeringsarts eiseres alleen beperkt voor onvoorspelbare werksituaties en deadlines, maar gezien de beschouwing is eiseres ook aangewezen op vaste, bekende werkwijzen (routinematig) en is zij beperkt voor storingen/onderbrekingen. De primaire verzekeringsarts heeft verder gesteld dat eiseres is aangewezen op gestructureerde routinematige taken. Als aan die voorwaarden wordt voldaan is er volgens de verzekeringsarts b&b geen sprake van een groot afbreukrisico. Dat eiseres qua concentreren functioneert conform de CBBS-normaalwaarde dient volgens [naam verzekeringsarts 2] als toelichting in de FML te worden vermeld. De gemelde maar niet eerder opgenomen beperking voor diep buigen neemt de verzekeringsarts b&b op in de door haar te wijzigen FML.
De op zodanig gewijzigde FML heeft zij als FML van 16 december 2020 in geding gebracht.
5.4
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat in de FML ten onrechte geen beperking is opgenomen voor lang aaneen geconcentreerd bezig zijn, te meer waar zo’n beperking ook voor aspect 1.1 ontbreekt. Voor de door de verzekeringsarts geconstateerde gewenste goede dagstructuur wegens slaapdeprivatie acht zij ook een beperking voor ploegendiensten nodig.
Waar in de beroepsfase een verzekeringsarts b&b opnieuw oordelend de beperking van aspect 1.9.9 heeft geschrapt wijst eiseres er op dat weliswaar het afbreukrisico terecht naar andere aspecten is vertaald, maar dat een beperking voor verhoogd persoonlijk risico daarmee nog steeds noodzakelijk is. Daaraan voegt eiseres toe dat een beperking voor diep buigen in dit geval ook een beperking voor hurken in verband met de incontinentieproblematiek aan de orde laat zijn.
5.5
In reactie op de onder 5.4 weergegeven beroepsgronden heeft het UWV nog een rapportage van verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 2] in geding gebracht. Daarin geeft deze verzekeringsarts b&b aan dat haar collega [naam verzekeringsarts 2] gelet op de definitie van verhoogd persoonlijk risico in het CBBS-systeem en conform de invulinstructie de beperking voor aspect 1.9 heeft laten vervallen. Dat door de slaapdeprivatie nog altijd een beperking voor ‘werk zonder verhoogd persoonlijk risico’ nodig is, ontkent deze verzekeringsarts b&b. Zij geeft aan dat in dat verband met name een goede dag/nachtstructuur gewenst is, maar dat dit geen beperking voor werken met gevaarlijke machines nodig maakt.
Met betrekking tot de incontinentie en gevolgen daarvan (in de FML) merkt de verzekeringsarts b&b op dat eiseres hiervoor een behandeling krijgt bij een bekkenbodemcentrum en speciale medicatie gebruikt.
Bij aspect 4.22 gaat het om knielen en hurken. Bij hurken kan er drukverhoging in de buik plaatsvinden, maar dat kan door te knielen worden voorkomen, volgens [naam verzekeringsarts b&b 2] . Daarom acht zij een beperking voor aspect 4.22 niet nodig en wijst er op dat er wel een beperking is voor het dichotome aspect 5.5 ‘geknield en/of gehurkt actief zijn’. Gezien het gebruik van maandverband en incontinentiemateriaal is een toilet binnen 30-50 meter volgens de verzekeringsarts b&b voldoende.
5.6
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek uiteindelijk op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder zowel de stemmingsklachten en de psychische problemen, als de incontinentieproblemen. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat in reactie op de beroepsgronden en met medeneming daarvan, nog door twee verschillende verzekeringsartsen b&b onderzoek is verricht en daarvan rapportage is uitgebracht respectievelijk gedateerd 15 december 2020 en 1 juni 2021. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] is daarbij tot een nieuwe FML (van 16 december 2020) gekomen, die bij het onderzoek van haar collega [naam verzekeringsarts b&b 2] , ondanks de door eiseres daarop gerichte kritiek, gemotiveerd als correct is aangemerkt.
Ook in de nadere gronden van 30 mei 2021, de bijgevoegde medicatielijst van 3 maart 2021 en de diagnose ‘depressieve stoornis: eenmalige episode- met psychotische kenmerken (primair)’ van psychotherapeute [naam psychotherapeute] van 26 februari 2021 ziet de rechtbank onvoldoende reden tot zodanige twijfel dat het oordeel van de verzekeringsartsen b&b in deze niet kan worden gevolgd.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat in de FML zoals die uiteindelijk op 16 december 2020 door de verzekeringsarts b&b is vastgesteld de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank daarom uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML van 16 december 2020.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en productiemedewerker metaal en elektro-industrie (Sbc-code 111171).
6.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat die voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 12 december 2019 en de rapporten in reactie op de beroepsgronden van de arbeidsdeskundige b&b van 21 en 22 december 2020 en van 2 juni 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen van eiseres, zoals uiteindelijk in de FML van 16 december 2020 neergelegd, de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.6 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
6.3
De rechtbank stelt echter vast dat pas in beroep de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies voldoende is toegelicht: namelijk door de arbeidsdeskundige b&b bij de rapportages van 21 en 22 december 2020 naar aanleiding van de door de verzekeringsarts b&b vastgestelde FML van 16 december 2020. De arbeidsdeskundige b&b heeft daarbij getoetst en gemotiveerd vastgesteld dat ook met die gewijzigde FML eiseres met haar beperkingen in staat moet worden geacht op de datum in geding (15 februari 2020) de haar geduide functies te verrichten. Gelet op deze toelichting is de rechtbank er voldoende van overtuigd dat de belastbaarheid van eiseres in deze functies niet wordt overschreden.
De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres met 30,38% minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 15 februari 2020.
8. Het bestreden besluit dient desondanks te worden vernietigd, omdat, zoals onder 6.3 overwogen, het UWV dit pas in beroep correct heeft vastgesteld. In zoverre was het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
De rechtbank laat echter de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand nu de eiseres geduide functies wel terecht aan de schatting ten grondslag blijken te zijn gelegd en het bestreden besluit voor het overige de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
9.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,-- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 22 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.