ECLI:NL:RBZWB:2021:3657

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
02-821154-16, ontneming
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepzaak

Op 21 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een vonnis uitgesproken in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor de handel in hennepstekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1969, zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de handel in hennepstekken in de periode van 19 september 2016 tot en met 17 januari 2017. De officier van justitie vorderde ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel tot een bedrag van € 71.173,-. Tijdens de zitting op 29 juni 2021 hebben zowel de officier van justitie, mr. E.H. Smale, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd.

De officier van justitie stelde dat de verdachte voordeel had behaald uit de hennephandel en dat dit voordeel kon worden vastgesteld op basis van een rapport van de politie. De verdediging daarentegen betwistte dat het voordeel bij de verdachte terecht was gekomen en pleitte voor een verdeling van het voordeel tussen de medeplegers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte inderdaad voordeel had behaald en schatte het bruto wederrechtelijk verkregen voordeel op € 79.281,50. Na aftrek van kosten, die op € 39.660,28 werden geschat, kwam de rechtbank tot een netto wederrechtelijk verkregen voordeel van € 39.621,22.

De rechtbank hield de verdachte voor de helft van het netto wederrechtelijk verkregen voordeel aansprakelijk, wat resulteerde in een bedrag van € 19.810,61. Dit bedrag werd vastgesteld als het ontnemingsbedrag dat de verdachte aan de staat moest betalen. De rechtbank legde ook een gijzeling op van 134 dagen bij niet-betaling van het ontnemingsbedrag. De vordering van de officier van justitie werd voor het overige afgewezen. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op 21 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-821154-16
vonnis van de rechtbank d.d. 21 juli 2021
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. S.P.H. Brinkman, advocaat te Tilburg

1.De procedure

Betrokkene is op 21 juli 2021 door de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor handel in hennepstekken en het aanwezig hebben van hennepstekken en henneptoppen tot de in die uitspraak vermelde straf. De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd tot een bedrag van € 71.173,-.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 juni 2021, waarbij de officier van justitie, mr. E.H. Smale, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan handel in hennepstekken en hij daarmee voordeel heeft behaald. Zij is van oordeel dat het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden vastgesteld op het bedrag zoals in het rapport van de politie is berekend en vordert dan ook de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel toe te wijzen en vast te stellen op het bedrag van € 71.173,-. Zij merkt daarbij op dat het in het voordeel van betrokkene een heel voorzichtige berekening betreft, gelet op de kortere periode en het weglaten van de bestellingen in de agenda die niet waren doorgestreept of waar geen krulletje bij stond.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging bepleit afwijzing van de vordering tot wederrechtelijk verkregen voordeel omdat uit niets is gebleken dat het voordeel van de vermeende hennephandel bij betrokkene terecht zou zijn gekomen. Subsidiair wordt een pondspondsgewijze verdeling tussen de medeplegers bepleit. Temeer nu de officier van justitie het medeplegen door de wijziging tenlastelegging ter terechtzitting extra heeft benadrukt.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Betrokkene is op 21 juli 2021 veroordeeld voor het medeplegen van handel in hennepstekjes in de periode van 19 september 2016 tot en met 17 januari 2017. Aan deze veroordeling, gebaseerd op de in dat vonnis aangehaalde bewijsmiddelen, ontleent de rechtbank haar oordeel dat betrokkene door middel van het begaan van dat feit een voordeel heeft behaald als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank uit van het volgende.
Periode
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is de politie in haar rapport uitgegaan van de periode 8 december 2016 t/m 18 januari 2017. Hoewel de rechtbank voor de handel in hennepstekken door verdachte een langere periode bewezen heeft verklaard, zal zij het rapport op dit punt volgen. Gebleken is namelijk dat de politie zich heeft gebaseerd op de concrete verkoopinformatie uit de agenda van [naam] die voor de bestellingen van hennepstekken is gebruikt. Deze agenda zag op voornoemde periode. Van de periode daarvóór is de agenda niet aangetroffen waardoor concrete verkoopinformatie over die periode ontbreekt. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel hanteert ook de rechtbank daarom de periode van 8 december 2016 t/m 18 januari 2017.
Aantal verkochte hennepstekken
Ook voor het aantal verkochte hennepstekken van zowel het soort Amnesia als Bubbles volgt de rechtbank de daarvoor door de politie gebruikte berekening en de daaraan ten grondslag liggende motivering.
Voor het minimum aantal verkochte hennepstekjes in voornoemde periode van het soort Amnesia gaat de rechtbank aldus uit van 17.135 hennepstekken.
Voor het minimum aantal verkochte hennepstekjes in voornoemde periode van het soort Bubbles gaat de rechtbank uit van 3.906 hennepstekken.
Verkoopprijzen hennepstekjes
Voor de verkoopprijzen van de hennepstekjes volgt de rechtbank het rapport van de politie niet. De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft alle verkochte Amnesia hennepstekken in het voordeel van betrokkene moet worden aangesloten bij de verkoopprijs die is gehanteerd tijdens de pseudokoop. Dit vanwege de tijdens de pseudokoop gedane mededeling van Hasselton dat het nu rustig was en de hennepstekken daarom voor € 4,- konden worden aangeboden, in verhouding tot de relatief korte periode die bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gehanteerd. Nu de verkoopprijzen van de bestellingen niet in de agenda zijn genoteerd, zijn er verder geen aanknopingspunten dat er in deze periode andere prijzen zouden zijn gehanteerd.
Over de verkoopprijs van alle Bubbles hennepstekken is de rechtbank van oordeel dat aangesloten moet worden bij het sms-bericht van 7 januari 2017 waarin staat dat de prijs
€ 3,- is maar dat ze voor minimaal € 2,75 aangeboden kunnen worden. Ook hiervoor geldt dat er geen verkoopprijzen van de bestellingen in de agenda zijn genoteerd, waardoor er geen verdere aanknopingspunten zijn dat er in deze periode andere prijzen dan € 2,75 zouden zijn gehanteerd.
Daarmee komt de bruto opbrengst voor de verkochte Amnesia hennepstekken op:
17.135 x € 4,- = € 68.540,-.
De bruto opbrengst voor de verkochte Bubbles hennepstekken komt op:
3.906 x € 2,75 = € 10.741,50.
De totale bruto opbrengst van de verkochte hennepstekken bedraagt vervolgens:
€ 68.540,- + € 10.741,50 = € 79.281,50
Bruto wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het voorgaande bedraagt het totaal bruto wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 79.281,50.
Kosten
Voor de kosten van de hennepstekjes heeft de politie de notitie ‘berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij’ van het Functioneel Parket Afpakken gebruikt. In deze notitie staat onder andere vermeld dat in het geval dat een stekkenkweker zijn stekken verkoopt aan een tussenhandelaar, zoals bijvoorbeeld ook in dit geval aan een growshop, de gemiddelde kosten per hennepstekje van € 1,- reëel lijken.
In deze notitie staat echter ook dat uit onderzoeken bekend is dat de stekkenkweker zijn stekjes veelal verkoopt aan een tussenhandelaar, bijvoorbeeld een growshop, die ze weer
doorverkoopt aan de uiteindelijke hennepteler. Ten behoeve van de gemiddelde prijs die de stekkenteler ontvangt wordt er van uitgegaan dat de
tussenhandelaar zijn inkoopprijs verdubbelt.
In het voordeel van betrokkene gaat de rechtbank voor de kostprijs van de hennepstekken van dat laatste uit, wat neerkomt op een kostprijs van € 2,- per Amnesia stek en € 1,38 per Bubbles stek.
Daarmee bedragen de totale kosten voor Amnesia stekken: 17.135 x € 2,- = € 34.270,-
Daarmee bedragen de totale kosten voor Bubbles stekken: 3.906 x € 1,38 = € 5.390,28
De totale kosten van de hennepstekken komen daarmee op: € 34.270,- + € 5.390,28 =
€ 39.660,28.
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel
Bruto wederrechtelijk verkregen voordeel € 79.281,50
Kosten - € 39.660,28
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 39.621,22
Medeplegen
In het vonnis van de strafzaak waarin betrokkene is veroordeeld voor de handel in hennepstekken, is door de rechtbank geoordeeld dat er sprake is geweest van medeplegen. Weliswaar heeft de officier van justitie voor de medeplegers van [verdachte] geen vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgebracht, maar de rechtbank acht het wel aannemelijk dat zij ook voordeel hebben gehad van deze handel.
Gelet op het feit dat [verdachte] eigenaar was van [naam] en daarmee het grootste risico liep alsook zijn rol als initiator en organisator, acht de rechtbank het aannemelijk dat zijn voordeel groter was dan dat van de medeplegers. Op grond van deze aanknopingspunten houdt de rechtbank [verdachte] voor de helft van het netto wederrechtelijk verkregen voordeel aansprakelijk, te weten € 19.810,61.
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat en daarmee het terug te betalen bedrag, vast op
€ 19.810,61.De vordering van de officier van justitie wijst zij voor het overige af.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 19.810,61;
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 19.810,61, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
134 dagen;
- wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.M. Fleskens, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juli 2021.
Mr. Nuijts is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.