ECLI:NL:RBZWB:2021:3636

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 21_176
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen WIA-uitkering door UWV

Op 20 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had op 12 januari 2021 digitaal beroep ingesteld tegen het besluit van 27 november 2020, waarin het UWV zijn bezwaar tegen de weigering van een WIA-uitkering niet-ontvankelijk verklaarde. Eiser voerde aan dat hij te laat bezwaar had gemaakt omdat hij psychisch niet in staat was om tijdig te reageren. Tijdens de zitting op 29 juni 2021 heeft eiser zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf levensmoe te zijn en hulp nodig te hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 15 augustus 2020 begon en eindigde op 25 september 2020. Eiser had zijn bezwaar pas op 21 oktober 2020 ingediend, wat buiten de termijn viel. De rechtbank oordeelde dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding, aangezien eiser niet had aangetoond dat hij gedurende de bezwaartermijn niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank concludeerde dat het UWV het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/176 WIA

uitspraak van 20 juli 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 12 januari 2021 digitaal beroep ingesteld tegen het besluit van 27 november 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de niet-ontvankelijkverklaring van eisers bezwaar tegen de weigering hem een uitkering toe te kennen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 29 juni 2021. Eiser is verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger verweerder] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 25 januari 2020 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering.
Bij besluit van 14 augustus 2020 (primair besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser afgewezen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
Eiseres heeft op 21 oktober 2020 digitaal bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van
14 augustus 2020. Het UWV heeft het bezwaarschrift op 21 oktober 2020 ontvangen.
Bij bestreden besluit van 27 november 2020 heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard vanwege onverschoonbare overschrijding van de termijn.
2. Eiser heeft in beroep (samengevat) aangevoerd dat hij te laat bezwaar heeft gemaakt omdat hij heel lang zichzelf niet is geweest. Nu nog steeds niet. Hij is levensmoe, heeft agressieproblemen en is psychisch gestrest. Hij heeft nooit hulp gezocht. Hij heeft niet expres te laat bezwaar gemaakt, want dit is heel belangrijk voor hem. De beslissing het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren is voor hem de druppel geweest en hij is er achter gekomen dat hij echt hulp nodig heeft. Eiser vraagt de rechtbank hem te helpen en hem te vergeven en hoopt dat het UWV zijn zaak inhoudelijk wil bekijken.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser op 25 mei 2021 nog een medisch journaal van zijn huisarts ingediend.
3. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft, ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.1
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit is gedateerd op 14 augustus 2020. Eiser heeft niet betwist dat hij dit primaire besluit heeft ontvangen. Daarmee is gegeven dat de bezwaartermijn is aangevangen op 15 augustus 2020 en geëindigd op 25 september 2020. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift op 21 oktober 2020 is ontvangen bij het UWV en daarmee buiten de bezwaartermijn ingediend.
4.2
De bewaartermijn is een fatale wettelijke termijn waarvan niet kan worden afgeweken. Alleen als de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding gerechtvaardigd wordt, kan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven.
4.3
De rechtbank ziet in de door eiser aangevoerde redenen geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Eiser heeft niet met medische stukken aangetoond dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat is geweest om tijdig een, eventueel voorlopig, bezwaarschrift in te dienen. Het door eiser ingebrachte medische journaal van zijn huisarts ziet niet op de periode in geding, maar op een periode ruim daarna. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat uit het medisch journaal niet blijkt dat eiser in de periode voorafgaand aan dit journaal dusdanige medische klachten had dat hij niet in staat was te handelen. Gelet op het feit dat eiser kennelijk wel in staat is geweest om op 21 oktober 2020 zelfstandig een bezwaarschrift in te dienen, valt niet in te zien waarom eiser dit niet uiterlijk een aantal weken eerder - en nog tijdig - had kunnen doen. Eiser heeft hier ter zitting desgevraagd ook geen verklaring voor kunnen geven. Verder is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van eiser had gelegen om bij zijn ziekte maatregelen te treffen ter behartiging van zijn belangen. Dat geldt temeer nu eiser heeft aangegeven al langere tijd bekend te zijn met lichamelijke en psychische klachten. De eigen verantwoordelijkheid staat daarbij voorop. Ter zitting heeft eiser verklaard de hem eerder aangeboden hulp, van onder andere zijn ouders, niet te hebben aanvaard. Dit dient voor eigen rekening en risico van eiser te blijven.
Er is dan ook geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
5. De rechtbank is van oordeel dat het UWV het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
6. Nu het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier op 20 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.