ECLI:NL:RBZWB:2021:3634

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 21_108
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen en bestreden besluit inzake Participatiewet

Op 20 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. A.C. van Langen, en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Eisers hebben op 7 januari 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door Baanbrekers met betrekking tot de toekenning van een uitkering op grond van de Participatiewet. Baanbrekers had op 4 februari 2021 een besluit genomen waarin de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen mede gericht is tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 29 juni 2021 zijn partijen niet verschenen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht. Eisers hadden zich op 1 mei 2020 gemeld voor een bijstandsuitkering en bezwaar gemaakt tegen de opgelegde arbeidsverplichtingen. Baanbrekers heeft op 4 januari 2021 een ontheffing verleend van deze verplichtingen, maar het bezwaar tegen het primaire besluit werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de mededeling over de inlichtingenplicht geen nieuw rechtsgevolg creëert.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/108 PW
uitspraak van 20 juli 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser 1] en [naam eiser 2], te [plaatsnaam] , eisers,
gemachtigde: mr. A.C. van Langen,
en
het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, verweerder.
Procesverloop
Eisers hebben op 7 januari 2021 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door Baanbrekers inzake de toekenning van een uitkering aan eisers op grond van de Participatiewet.
Het college heeft op 4 februari 2021 alsnog een besluit genomen op de bezwaren van eisers (bestreden besluit) en de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit wordt geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit.
Eisers hebben geen aanvullende beroepsgronden ingediend tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 29 juni 2021. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Overwegingen
1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 1 mei 2020 hebben eisers zich bij Baanbrekers gemeld voor het indienen van een aanvraag voor een bijstandsuitkering.
Bij besluit van 9 juli 2020 (primair besluit) heeft Baanbrekers een bijstandsuitkering toegekend met ingang van 1 mei 2020. Baanbrekers heeft in dit besluit medegedeeld dat aan de bijstand een aantal verplichtingen is verbonden.
Bij brief van 14 september 2020 hebben eisers bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 9 juli 2020. Het bezwaar ziet op de opgelegde arbeidsverplichting en het bijhouden van (een) administratie.
Bij brief van 22 december 2020 hebben eisers Baanbrekers in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift.
Op 7 januari 2021 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door het college.
Bij besluit van 4 januari 2021 heeft Baanbrekers medegedeeld dat aan hen van 1 mei 2020 tot 1 april 2021 ontheffing wordt verleend van de arbeidsverplichtingen.
Bij bestreden besluit van 4 februari 2021 heeft Baanbrekers het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang en omdat het bezwaarschrift niet is gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2.Beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift

2.1
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb). Het bestuursorgaan beslist op het bezwaar binnen zes weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken (artikelen 7:10, eerste lid, van de Awb). In dit geval heeft Baanbrekers een bezwarenadviescommissie ingesteld, zodat de beslistermijn twaalf weken is na de dag waarop de bezwaartermijn verstreken is (artikelen 7:10, eerste lid, en 7:13 van de Awb).
2.2
Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van het indienen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door Baanbrekers op het bezwaarschrift van
14 september 2020 nog geen besluit was genomen en dat twee weken zijn verstreken sinds de ingebrekestelling van 22 december 2020 door Baanbrekers is ontvangen.
2.3
Met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb wordt het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen mede geacht te zijn gericht tegen de beslissing op bezwaar van
4 februari 2021.
2.4
Niet gebleken is dat eisers nog een belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar door Baanbekers. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.Beroep tegen het bestreden besluit

3.1
De vraag die bij de rechtbank voorligt is of Baanbrekers terecht het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.2
In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publieksrechtelijke rechtshandeling. Een rechtshandeling is een handeling die naar haar aard op rechtsgevolg is gericht.
Op grond van artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb kan alleen bezwaar worden gemaakt tegen een besluit.
Artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
3.3
Ten aanzien van de opgelegde arbeidsverplichtingen
De rechtbank stelt vast dat Baanbrekers op 4 januari 2021 alsnog een besluit heeft verzonden naar eisers waarbij aan eisers over de periode 1 mei 2020 tot 1 april 2021 ontheffing van de arbeidsverplichtingen is verleend. Met dit besluit is tegemoetgekomen aan het bezwaar van eisers, zodat deze beroepsgrond dan ook geen verdere bespreking behoeft.
3.4
Ten aanzien van de opgelegde inlichtingenplicht
De rechtbank is het met Baanbrekers eens dat de mededeling waarmee een betrokkene wordt herinnerd aan de inlichtingenplicht geen nieuw rechtsgevolg in het leven roept. De nadere uitwerking van de inlichtingenplicht in het primaire besluit heeft namelijk geen wijziging gebracht in de rechtspositie van eiser. De inlichtingenplicht vloeit rechtstreeks voort uit de Participatiewet en in die zin heeft de mededeling slechts een informatief karakter. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de mededeling niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
4. De rechtbank is van oordeel dat Baanbrekers het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
5. Nu het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier op 20 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.