Op 20 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk invoeren van ongeveer 17 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 1992 en gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.R. Butin Bik. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 juli 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Kint, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de invoer, het vervoeren of het aanwezig hebben van cocaïne.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. De officier van justitie had voldoende bewijs aangedragen, waaronder de verklaring van de verdachte dat hij de blokken cocaïne vanuit België naar Nederland had vervoerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, door het vervoeren van de cocaïne in een verborgen ruimte in zijn auto, bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij cocaïne vervoerde.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte als koerier, de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De rechtbank verklaarde ook dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de cocaïne en de auto, onttrokken zouden worden aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.