ECLI:NL:RBZWB:2021:3625

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
02/091268-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer van 17 kilogram cocaïne in een professioneel aangebrachte verborgen ruimte in een auto

Op 20 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk invoeren van ongeveer 17 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 1992 en gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.R. Butin Bik. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 juli 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Kint, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de invoer, het vervoeren of het aanwezig hebben van cocaïne.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. De officier van justitie had voldoende bewijs aangedragen, waaronder de verklaring van de verdachte dat hij de blokken cocaïne vanuit België naar Nederland had vervoerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, door het vervoeren van de cocaïne in een verborgen ruimte in zijn auto, bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij cocaïne vervoerde.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte als koerier, de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De rechtbank verklaarde ook dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de cocaïne en de auto, onttrokken zouden worden aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/091268-21
vonnis van de meervoudige kamer van 20 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te ( [adres] gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht
raadsman mr. E.R. Butin Bik, advocaat te Klundert

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 juli 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Kint, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de invoer, dan wel het vervoeren of aanwezig hebben van ongeveer 18 kilogram cocaïne.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het invoeren van 17 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft bekend dat hij de blokken vanuit België naar Nederland heeft vervoerd, deels in een verborgen ruimte in zijn auto. Dat hij wist of moest vermoeden dat er sprake was van cocaïne, blijkt uit diverse bijzondere omstandigheden. Verdachte moest zijn auto ergens achterlaten met de contactsleutels er nog in waarna de auto meerdere dagen weg is geweest, verdachte mocht geen vragen stellen, hij moest zijn locatie onderweg doorgeven en was op de hoogte van de verborgen ruimte in de auto. Hij werd bang toen hij zag wat er in zijn auto werd verstopt. Al deze omstandigheden samen maken dat de officier van justitie ervan uitgaat dat verdachte wist of in ieder geval redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hetgeen hij vervoerde cocaïne betrof.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Er is door de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
Verdachte heeft bij de politie en tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij weliswaar vermoedde dat het ging om iets illegaals, maar dat hij er niet van op de hoogte was dat hij cocaïne vervoerde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 1 april 2021 werd verdachte aan een controle onderworpen op basis van de Wegenverkeerswet. Het voertuig dat verdachte bestuurde, werd doorzocht. Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de auto van verdachte een verborgen ruimte is aangetroffen. In deze ruimte werden 13 blokken aangetroffen en in de achterbak van de auto nog eens 4 blokken, die elk ongeveer één kilogram cocaïne bevatten. In totaal is er dus ongeveer 17 kilogram cocaïne aangetroffen in de auto van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij deze blokken van België naar Nederland heeft vervoerd. Hem werd gevraagd naar een Belgisch dorp te gaan waar hij de spullen heeft gekregen. De blokken die hij kreeg heeft hij samen met iemand anders in onder andere de verborgen ruimte in de auto gelegd. Hij vermoedde dat het om iets ging dat niet klopte.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 17 kilogram cocaïne. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist wat hij moest vervoeren. Wel had hij het gevoel dat het om iets illegaals ging, misschien om softdrugs. Verdachte mocht geen vragen stellen, heeft geen onderzoek gedaan en heeft de blokken aangenomen en deze samen met iemand anders in deverborgen ruimte van zijn auto gelegd. Voordat dit gebeurde, moest verdachte zijn auto weg brengen naar een plek waar hij deze mocht achterlaten met de contactsleutels er nog in. Verdachte is de auto meerdere dagen kwijt geweest. Door onder deze omstandigheden in opdracht van anderen iets te vervoeren in onder meer een verborgen ruimte, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hetgeen hij naar Nederland vervoerde cocaïne betrof. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 17 kilogram cocaïne.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 april 2021 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer
17000gram, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk die cocaïne in een auto vervoerd afkomstig
uit (de richting van) België.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
56 maanden, met aftrek van het voorarrest, gelet op de ernst van het feit, de hoge recidivekans,de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de LOVS-oriëntatiepunten. Strafverzwarend acht zij het gebruik van een professioneel aangebrachte verborgen ruimte. Daarnaast heeft zij als strafverlagende omstandigheid rekening gehouden met de kleinere rol die verdachte als koerier heeft gehad.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de zeer ondergeschikte rol van verdachte, hetgeen ook wordt bevestigd door het feit dat de beloofde beloning slechts gering is geweest. Daarnaast wordt gewezen op het feit dat er geen vrees voor herhaling is. De verdediging heeft verzocht de straf te matigen en een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen..
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 17 kilogram cocaïne. De rechtbank is van oordeel dat het invoeren van harddrugs een ernstig feit is. Harddrugs, zoals cocaïne, bevatten immers stoffen die sterk verslavend zijn en die schadelijk zijn voor de gezondheid. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit van de handel in verdovende middelen en alle daarmee samenhangende ernstige vormen van criminaliteit, variërend van witwassen tot en met (zeer) ernstige vormen van geweldscriminaliteit. Dat zijn de redenen waarom op de invoer van en handel in harddrugs zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit financiële motieven.
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte ook rekening met het feit dat de drugs in onder meer een professioneel aangebrachte verborgen ruimte in de auto van verdachte werden vervoerd. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat professioneel aangebrachte verborgen ruimtes, waarvan hier ook sprake was, enkel dienen om strafbare goederen, zoals uit misdrijf verkregen geld, vuurwapens en verdovende middelen, aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. Een professioneel aangebrachte verborgen ruimte is naar zijn aard ook bedoeld voor herhaald gebruik; een verborgen ruimte wordt in de regel niet aangebracht voor eenmalig gebruik. Dit geldt temeer nu het aanbrengen van een dergelijke ruimte behoorlijke kosten met zich meebrengt. Wel gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte niet degene is geweest die deze verborgen ruimte in de auto heeft ingebouwd en dat hij slechts de koerier was. In tegenstelling tot de organisatoren van het transport was verdachte degene die het risico op ontdekking liep, terwijl hem daarvoor slechts een (relatief) gering bedrag in het vooruitzicht was gesteld.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit naar voren komt dat hij niet eerder een aan de Opiumwet gerelateerd feit heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, niet anders kan worden gereageerd dan het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS oriëntatiepunten en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft ook – meer dan de officier van justitie heeft gedaan – rekening gehouden met de rol van verdachte als koerier, die weliswaar onmisbaar is in de drugshandel, maar die in verhouding tot andere rollen bij de invoer van harddrugs minder groot is.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de straf – zoals is bepleit door de verdediging – voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het gaat om harddrugs en een auto waarin een verborgen bergruimte is aangebracht.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot de voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven
verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1. GR Cocaïne (Omschrijving: G2319636);
2. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319757);
3. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319758);
4. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319759);
5. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319761);
6. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319763);
7. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319764);
8. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319765);
9. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319766);
10. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319767);
11. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319768);
12. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319769);
13. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319772);
14. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319773);
15. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319774);
16. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319775);
17. 1000 GR Cocaïne (Omschrijving: G2319776);
18. Alfa Romeo Mito ( [kenteken] ) (goednummer: PL2000-2021082500-2319669).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. E.G.F. Vliegenberg en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 juli 2021.
Mr. Collombon en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.