ECLI:NL:RBZWB:2021:3580

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2662 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake aanspraak kinderbijslag

Op 16 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening inzake kinderbijslag. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 9 juni 2021, verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De SVB had in dit besluit de aanspraken van verzoekster op kinderbijslag afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster op 27 juni 2020 per aangetekende brief was gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht, welke uiterlijk binnen twee weken na deze datum voldaan diende te worden. Verzoekster was ook geïnformeerd over de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht, namelijk dat het verzoek niet-ontvankelijk verklaard kon worden.

Aangezien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was ontvangen, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: 21/2662 AKW VV

uitspraak van 16 juli 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. J.H. Weermeijer,
en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (SVB), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 juni 2021 van de SVB inzake haar aanspraken op kinderbijslag. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. In de Awb is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. Dit vloeit voort uit artikel 8:82 van de Awb, in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.
2. Verzoekster is bij aangetekende brief van 27 juni 2020 gewezen op de verplichting tot het betalen van griffierecht. Aan verzoekster is meegedeeld dat het griffierecht uiterlijk binnen twee weken moet worden betaald. Verzoekster is er in deze brief tevens op gewezen dat bij niet tijdige betaling het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
3. De voorzieningenrechter constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het verzoek is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 16 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.