ECLI:NL:RBZWB:2021:3540

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2440
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vrijstelling van griffierecht wegens betalingsonmacht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft YourResults B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat betrekking heeft op een tegemoetkoming op grond van de derde Tijdelijke Noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3). De rechtbank heeft op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in deze procedure, waarbij het verzoek van eiseres om vrijstelling van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht aan de orde kwam. Eiseres had in haar beroepschrift verwezen naar een eerdere uitspraak waarin vrijstelling was verleend, maar de rechtbank oordeelde dat deze enkele verwijzing onvoldoende was om het verzoek te honoreren. De griffier had eiseres verzocht om aanvullende stukken te overleggen, maar deze zijn niet ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was voldaan en dat er geen omstandigheden zijn die erop wijzen dat eiseres redelijkerwijs niet in verzuim was. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2440 NOW

uitspraak van 12 juli 2021 van de rechtbank in de zaak tussen

YourResults B.V., te Etten-Leur, eiseres,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 28 mei 2021 inzake haar aanspraak op een tegemoetkoming op grond van de derde Tijdelijke Noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3).
Op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb wordt van degene die bij de rechtbank beroep indient, griffierecht geheven.
2. Eiseres heeft in haar beroepschrift verwezen naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2021 waarin is besloten tot vrijstelling van het betalen van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft deze opmerking aangemerkt als een verzoek om in de onderhavige procedure te worden vrijgesteld van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht.
3. In de brief van 21 juni 2021 heeft de griffier van de rechtbank aangegeven dat voor toewijzing van dit verzoek de enkele verwijzing naar een eerdere beslissing onvoldoende is. Er dient in deze zaak te worden beoordeeld of eiseres in de van belang zijnde periode niet in staat was het verschuldigde griffierecht te voldoen. De griffier heeft eiseres in de brief van 21 juni 2021 verzocht om binnen één week een aantal aanvullende stukken in te dienen.
4. In een emailbericht van [naam] van 23 juni 2021 is, samengevat, aangegeven dat in een andere procedure reeds stukken zijn overgelegd en dat het zinledig is om dezelfde informatie nogmaals op te vragen. De gevraagde stukken zijn niet ingediend.
5. In de brief van 29 juni 2021 heeft de griffier van de rechtbank aangegeven dat de redenen om de gevraagde stukken niet in te dienen vooralsnog onvoldoende worden geacht om een ander standpunt in te nemen ten aanzien van de noodzaak om deze stukken te overleggen. De redenen hiervoor zijn reeds genoemd in de brief van 21 juni 2021. Dat betekent dat het verzoek om vrijstelling van betalen van griffierecht vooralsnog zal worden afgewezen. Eiseres is nog één week na verzending van de brief van 29 juni 2021 de tijd gegeven om het griffierecht te voldoen. Daarbij is vermeld dat het niet of niet op tijd betalen van het griffierecht er toe kan leiden dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
De brief van 29 juni 2021 is aangetekend aan eiseres verzonden en op 30 juni 2021 om 13.44 uur bezorgd. Hierbij is ook getekend voor ontvangst.
6. Vast staat dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 29 juni 2021 vermelde termijn is voldaan. Er is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan eiseres redelijkerwijs kan worden geacht niet in verzuim te zijn geweest. De rechtbank onderschrijft het (voorlopige) standpunt van de griffier over het verzoek om vrijstelling van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht zoals weergegeven in de brieven van 29 en 21 juni 2021. Dit betekent dat de rechtbank het noodzakelijk acht dat de in de brief van 21 juni 2021 vermelde stukken worden overgelegd om te kunnen beoordelen of (ook) in deze procedure het beroep van eiseres op betalingsonmacht kan worden gehonoreerd. De stelling van eiseres dat overleggen van de gevraagde stukken niet nodig is omdat in een voorgaande procedure reeds stukken zijn overgelegd en de situatie niet is veranderd, volgt de rechtbank niet. Nog daargelaten dat de rechtbank niet beschikt over de stukken waar eiseres naar verwijst, heeft de griffier niet alleen om stukken van de inmiddels ontbonden rechtspersoon gevraagd, maar ook naar financiële gegevens van de bestuurders van deze rechtspersoon. Dat (ook) hierin geen wijziging heeft plaatsgevonden is niet aannemelijk geworden. Nu de gevraagde stukken niet zijn overgelegd, kan het beroep op betalingsonmacht niet worden toegewezen en heeft de griffier terecht verzocht het griffierecht te betalen.
7. Gelet hierop is het beroep niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 12 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.

Wettelijk kader

Artikel 8:41, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
Artikel 8:41, vierde lid, van de Awb luidt als volgt:
De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
Artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb luidt als volgt:
Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
Artikel 8:41, zesde lid, van de Awb luidt als volgt:
Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.