ECLI:NL:RBZWB:2021:3497

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1460 PKV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake dagloon Ziektewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.R. Aerts, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 24 februari 2021, waarin zijn dagloon op grond van de Ziektewet was vastgesteld. Na een wijziging van het dagloon door het UWV op 21 mei 2021, trok verzoeker zijn beroep in, maar verzocht hij wel om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om het verzoek zonder zitting te behandelen. De rechtbank overwoog dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeerde dat het UWV gedeeltelijk aan verzoeker tegemoet was gekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 534,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand, en oordeelde dat het UWV ook het griffierecht van € 49,- aan verzoeker dient te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1460 ZW
uitspraak van 30 juni 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,

gemachtigde: mr. W.R. Aerts,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Zwolle), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 februari 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de vaststelling van zijn dagloon op grond van de Ziektewet.
Bij besluit van 21 mei 2021 heeft het UWV het dagloon gewijzigd vastgesteld.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 21 mei 2021 dat het UWV (in ieder geval gedeeltelijk) aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 534,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 30 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.