ECLI:NL:RBZWB:2021:3497
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake dagloon Ziektewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.R. Aerts, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 24 februari 2021, waarin zijn dagloon op grond van de Ziektewet was vastgesteld. Na een wijziging van het dagloon door het UWV op 21 mei 2021, trok verzoeker zijn beroep in, maar verzocht hij wel om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft niet gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om het verzoek zonder zitting te behandelen. De rechtbank overwoog dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeerde dat het UWV gedeeltelijk aan verzoeker tegemoet was gekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 534,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand, en oordeelde dat het UWV ook het griffierecht van € 49,- aan verzoeker dient te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.