4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Feitelijke toedracht
Aan de hand van de aangehechte bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft na het gebruik van cannabis/THC en cocaïne een personenauto bestuurd. Uit het onderzoek aan het bloed van verdachte volgt dat de gehaltes aan THC en cocaïne in zijn bloed hoger waren dan de wettelijk vastgestelde grenswaardes. Verdachte is gevlucht voor een politieauto, waarna een achtervolging plaatsvond. Hij heeft daarbij met gedoofde lichten gereden, met een veel hogere snelheid gereden dan de 50 km/uur die ter plaatse binnen de bebouwde kom was toegestaan, hij heeft twee keer een rood verkeerslicht genegeerd telkens bij het overgaan van een kruispunt, verdachte is een bocht ingereden en vervolgens de controle over zijn voertuig verloren, uit de bocht gevlogen en in botsing gekomen met een lantaarnpaal en een boom. De auto is vervolgens volledig uitgebrand. Inzittende [naam] heeft ten gevolge van dit ongeval onder meer fracturen van diverse ruggenwervels opgelopen.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [naam] naar algemeen spraakgebruik kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank hier het geval. Doordat verdachte de maximumsnelheid fors heeft overschreden is hij met een veel te hoge snelheid de bocht ingereden. Dit had tot gevolg dat verdachte in de bocht geen gecontroleerde stuurbeweging kon maken, hij uit de bocht is gevlogen en tegen de lantaarnpaal en boom is gebotst. Het is aannemelijk dat de mate van het gecombineerde drugsgebruik daaraan heeft bijgedragen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het onder invloed zijn van drugs het inschattings- en reactievermogen aantast.
In de tweede plaats moet verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, wat geldt als zwaarste vorm van schuld. De rechtbank zal eerst beoordelen of hiervan sprake is.
Roekeloosheid
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. In dit artikel is strafbaar gesteld het zich opzettelijk in het verkeer zodanig gedragen dat de verkeersregels ernstig worden geschonden, als daarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is. Er is een twaalftal gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels die tot overtreding van dit artikel kunnen leiden.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet beoordelen of verdachte met de hiervoor vastgestelde verkeersgedragingen die hebben geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) de verkeersregels
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom in ernstige mate heeft overschreden en tweemaal door rood is gereden. Uit de waarneming van verbalisanten volgt dat snelheden van meer dan 150 km/u zijn gehaald. Beide gedragingen zin in artikel 5a, eerste lid, WVW uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Daar komt bij dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte tijdens de achtervolging bewust de lichten van zijn auto heeft uitgezet. Verdachte heeft dus de verkeersregels geschonden, zoals bedoeld in dat artikel.
b) in ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Dat zal doorgaans niet zijn gelegen in de enkele schending van één verkeersregel. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Een van deze omstandigheden is ook, op grond van artikel 5a, tweede lid, WVW, de mate waarin verdachte in een toestand verkeerde zoals bedoeld in artikel 8 WVW. In deze zaak gaat het om gedurende een langere tijd (dat wil zeggen: langer dan een enkel moment) schenden van meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, terwijl verdachte zodanig onder invloed was van cannabis/THC en cocaïne dat hij niet tot behoorlijk besturen van zijn auto in staat moest worden geacht. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) opzettelijk
Het opzet van verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels.
De rechtbank is van oordeel dat het rijden met een veel te hoge snelheid binnen de bebouwde kom niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Het opzet kan in dit geval bovendien worden afgeleid uit de verklaring van verdachte. Hij heeft immers verklaard dat hij, toen hij eenmaal begonnen was met flink gas geven om aan de politie te ontkomen, alleen maar koste wat kost door kon gaan en niet kon stoppen. Daarin ligt een bewuste keuze besloten. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij in de dag en avond voorafgaand aan het incident ongeveer 2 gram cocaïne heeft gebruikt en in ieder geval één joint gerookt. Wat betreft het tweemaal door rood licht rijden, verwijst de rechtbank naar hetgeen de verbalisanten hebben waargenomen, namelijk dat verdachte met hoge snelheid tweemaal een rood verkeerslicht heeft genegeerd. Bij gebreke van een (andersluidende) verklaring van verdachte, leidt de rechtbank uit de uiterlijke verschijningsvorm van die gedragingen af dat verdachte opzettelijk door rood is gereden. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard te hebben geweten dat hij eenmaal door rood reed. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hierboven vermelde gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d) gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt wel uit het feit dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [naam] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat op de weg door het vertonen van het hiervoor beschrijven rijgedrag. Uit de bevindingen van de verbalisant volgt ook dat er ander verkeer aanwezig was. De verbalisanten voerden optische en geluidssignalen op hun dienstvoertuig om het overige verkeer voor de gevaarlijke situatie te waarschuwen. In de huidige tijd moet op elk tijdstip, ook gedurende de nacht, rekening worden gehouden met mogelijk ander verkeer. Zeker binnen de bebouwde kom. Door het rijden met gedoofde lichten was verdachte tevens slechter waarneembaar voor overige verkeersdeelnemers. Een mogelijk fatale aanrijding of een aanrijding waarbij ook meerdere anderen zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen oplopen, was bepaald niet denkbeeldig geweest.
Conclusie
Voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft verdachte de zwaarste vorm van schuld aan het ongeval, namelijk roekeloosheid. De rechtbank acht daarmee het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Voorts acht de rechtbank op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de in de bewijsbijlage opgenomen redengevende feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onder invloed van cannabis/THC en cocaïne heeft gereden, zoals onder feit 2 is tenlastegelegd.