ECLI:NL:RBZWB:2021:3400

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
02/008035-21 + 02/124021-21 (gev. ttz) + 02/270815-20 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld, poging tot diefstal en diefstal van autosleutels

Op 7 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval, poging tot diefstal en diefstal van autosleutels. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting van Dordrecht, was niet verschenen op de zitting van 23 juni 2021, waar zijn raadsman wel aanwezig was. De officier van justitie, mr. C. de Pagter, heeft de verdachte beschuldigd van meerdere feiten, waaronder een woningoverval op 9 januari 2021 in Werkendam, waarbij het slachtoffer met geweld is aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de woningoverval heeft gepleegd, waarbij hij het slachtoffer met een hamer op het hoofd heeft geslagen en vervolgens de autosleutels heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan een poging tot diefstal van een voertuig en een diefstal van autosleutels. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet de dader was van de woningoverval, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 6.999,40, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een aantal in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/008035-21 + 02/124021-21 (gev. ttz) + 02/270815-20 (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 in [geboorteplaats]
wonende op het adres [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting van Dordrecht
raadsman: mr. W.N. Ramnun, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juni 2021. Verdachte is niet verschenen. De gemachtigd raadsman van verdachte is wel verschenen. De officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt -kort en feitelijk weergegeven- op het volgende neer:
in de zaak met parketnummer 02/008035-21 dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval en een poging tot diefstal van een auto;
in de zaak met parketnummer 02/124021-21 dat verdachte autosleutels heeft gestolen;
in de zaak met parketnummer 02/270815-20 dat verdachte een auto-inbraak heeft gepleegd, dan wel een vernieling heeft begaan.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten die ten laste zijn gelegd onder parketnummer 02/008035-21 heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij met name op de aangifte, het feit dat verdachte kort na het incident onder het bloed zat en de DNA-match. Verdachte heeft met betrekking tot dit feit een onaannemelijke verklaring afgelegd, die buiten beschouwing moet blijven. Met betrekking tot feit 2 was sprake van een voornemen dat zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. De gedragingen zijn op te vatten als een poging tot het plegen van een diefstal.
In de zaak die ten laste is gelegd onder parketnummer 02/124021-21 is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, zonder daartoe gerechtigd te zijn, de autosleutels van aangever heeft meegenomen en hierover als heer en meester is gaan beschikken. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte en het feit dat de sleutels later in de politiewagen zijn teruggevonden waarin verdachte zat. Er is sprake van een voltooide diefstal.
Tot slot is de officier van justitie van mening dat er ook voldoende wettig en overtuigend bewijs is om verdachte te veroordelen voor een poging tot diefstal zoals ten laste gelegd onder parketnummer 02/270815-20.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de woningoverval moet worden vrijgesproken. Verdachte voldoet niet aan het signalement dat door de aangever en getuigen is opgegeven. De aangever kent verdachte en hij is volgens aangever uitdrukkelijk niet de dader. Daarnaast is bepleit dat het DNA-materiaal van aangever op de broek van verdachte niet delictgerelateerd is. Voorts blijkt uit het vergelijkend schoen-sporenonderzoek niet dat de schoenafdrukken op de plaats delict door de schoenen van verdachte zijn achtergelaten. Met betrekking tot feit 2 is op basis van het dossier niet komen vast te staan dat er sprake is van een begin van uitvoering, waardoor van een poging tot diefstal geen sprake kan zijn. Voor wat betreft parketnummer 02/124021-21 kan niet worden bewezen dat verdachte de autosleutels op enig moment wederrechtelijk in bezit heeft gehad, aangezien hij hiervoor toestemming heeft gekregen van aangever. Ten aanzien van parketnummer 02/270815-20 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit onder parketnummer 02/270815-20 heeft gepleegd en zal hem daarvan vrijspreken.
4.3.2
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.3
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 02/008035-21
De rechtbank acht op basis van de in bijlage II omschreven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woningoverval heeft gepleegd. Verdachte is korte tijd na het incident in de buurt van de plaats delict aangetroffen door een vriend. Hij ziet op dat moment dat verdachte onder het bloed zit. Bij de aanhouding wordt eveneens bloed op de kleding van verdachte aangetroffen. Door verdachte wordt verklaard dat hij zijn kleding de hele dag heeft gedragen. Het bloed op de kleding blijkt van aangever te zijn. Later die dag worden in de politiewagen waarin verdachte na zijn aanhouding wordt vervoerd sleutels aangetroffen die door aangever worden herkend.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank een alternatief scenario, waarbij het feit door onbekende derden is gepleegd, niet aannemelijk geworden. Dat verdachte niet door aangever als dader is herkend, maakt dit oordeel niet anders. In dit verband is relevant dat het incident om 03:00 uur ’s nachts plaatsvond en aangever bijna direct nadat hij wakker werd meermalen met een hamer op zijn hoofd is geslagen. Aangever zat daarna onder het bloed, was hevig geëmotioneerd, verdachte droeg een mondkapje en had een capuchon op. Ten slotte kan bij het naar beneden lopen op de trap in de woning een vertekend beeld zijn ontstaan door het hoogteverschil. De rechtbank gaat ervan uit dat aangever door deze feiten en omstandigheden verdachte niet heeft herkend. Voorts kent de rechtbank veel gewicht toe aan het feit dat het DNA-profiel verkregen uit het bloed op de kleding van verdachte matcht met aangever. Verdachte heeft hiervoor geen enkele verklaring gegeven, terwijl dit feit in de gegeven omstandigheden om een uitleg vraagt.
Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 02/008035-21
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden op de plaats delict naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn te beschouwen als een voornemen tot het plegen van een diefstal, dat zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Verdachte is immers op de auto afgelopen en heeft het bestuurdersportier geopend. Hij is al met één been in het voertuig gestapt. Verdachte was op dat moment in het bezit van een autosleutel van een Volkswagen Transporter van aangever [aangever 1] . Hij was kennelijk op zoek naar de auto van aangever [aangever 1] om met die auto weg te rijden. Omdat de auto waarin verdachte probeerde in te stappen niet bij de sleutel hoorde, is het verdachte niet gelukt. Hierdoor is de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet voltooid. De gedragingen zijn echter wel zo zeer gericht op het gevolg, namelijk het wederrechtelijk toe-eigenen van de auto, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal.
Ten aanzien van parketnummer 02/124021-21
De rechtbank overweegt dat het betoog van de verdediging, inhoudende dat verdachte toestemming van aangever had gekregen om van dit voertuig gebruik te maken, niet door de bewijsmiddelen wordt ondersteund. [aangever 1] heeft aangifte gedaan en er zijn geen redenen aannemelijk geworden waarom [aangever 1] een valse verklaring zou afleggen. Het wederrechtelijk handelen van verdachte staat dan ook genoegzaam vast.
Ten aanzien van parketnummer 02/270815-20
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de vernieling heeft gepleegd. Uit de aangifte en het proces-verbaal van de verbalisant die ter plaatse gaat, volgt dat de autoruit van aangeefster is vernield. Verdachte wordt vervolgens in de naastgelegen straat aangetroffen. Hij voldoet aan de persoonsomschrijving die aangeefster heeft opgegeven. De rechtbank acht, naast de algemene kenmerken van verdachte die worden genoemd, de zwarte rugzak met rode streep voldoende specifiek en onderscheidend. Bovendien is de wijze waarop verdachte aldaar wordt aangetroffen vergelijkbaar met de verdachte situatie die eerder bij aangeefster is voorgevallen. Verdachte heeft zich namelijk tweemaal bij een auto opgehouden en heeft de voertuigen van buitenaf geopend. Deze modus operandi komt naar het oordeel van de rechtbank overeen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
inzake parketnummer 02/008035-21:
feit 1:op 9 januari 2021 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Werkendam, gemeente Altena, in een woning gelegen aan de Wilgenlaan aldaar een sleutelbos die aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen genoemde [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door met een vuisthamer(moker) meermalen te slaan op het hoofd van die [aangever 2] die op dat moment in bed lag en daarbij hard naar die [aangever 2] te roepen:
"Autosleutel, autosleutel van de Subaru!";
feit 2:op 9 januari 2021 te Werkendam, gemeente Altena, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bus, zijnde een VW Transporter (kenteken [kenteken 1] ), toebehorende aan [aangever 3] , zich naar genoemde bus heeft begeven en het bestuurdersportier van die bus heeft geopend en aanstalten heeft gemaakt in deze bus te gaan zitten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
inzake parketnummer 02/124021-21:
op 9 januari 2021 te Werkendam, gemeente Altena, een autosleutel die aan [naam 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
inzake parketnummer 02/270815-20:
op 28 oktober 2020 te Baarle-Nassau opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een personenauto, gekentekend [kenteken 2] , die aan [naam 2] toebehoorde, heeft vernield;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 48 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven, en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is gevorderd om aan verdachte, gedurende de proeftijd, de voorwaarden op te leggen die volgens de reclassering geïndiceerd zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer naar voren gebracht, gelet op de vrijspraken die zijn bepleit. Met betrekking tot parketnummer 02/270815-20 is gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich op 9 januari 2021 in Werkendam schuldig gemaakt aan een woningoverval. De verdachte heeft daartoe eerst bij het slachtoffer ingebroken en de huis- en autosleutels gestolen. Verdachte heeft vervolgens, omdat hij kennelijk ook de andere auto wilde wegnemen en de sleutel hiervan niet kon vinden, het slachtoffer om 03.00 uur ’s nachts wakker gemaakt en hem, terwijl het slachtoffer nog in zijn bed lag, meermalen met een hamer op zijn hoofd geslagen. Het slachtoffer heeft uiteindelijk in hevig bloedende toestand de verdachte uit zijn woning verjaagd.
Verdachte heeft op een totaal onbezonnen en gewetenloze wijze het slachtoffer bestolen en daarbij grof geweld toegepast. Het behoeft geen betoog dat het bewezenverklaarde feit gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproept. Dit is in de schriftelijke slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen op invoelbare wijze onder woorden gebracht. Het schetst treffend de ingrijpende en traumatische gevolgen die het handelen van verdachte voor het slachtoffer heeft gehad. Bij het slachtoffer zijn gevoelens van angst en onveiligheid ontstaan om alleen thuis te zijn. De eigen woning en de slaapkamer zijn per definitie plaatsen waar men zich veilig moet kunnen voelen. Het geweld is zodanig fors geweest dat het medisch herstel moeizaam is verlopen en het slachtoffer hieraan blijvend letsel heeft overgehouden, waarmee hij dagelijks geconfronteerd wordt. Verdachte heeft zich in het geheel niet om het lot van het slachtoffer bekommerd. Zijn handelen is louter gericht geweest op zijn eigen bevoordeling. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft zich op dezelfde dag voorts schuldig gemaakt aan een tweede diefstal van autosleutels en een poging tot diefstal van een voertuig. Op 28 oktober 2020 heeft verdachte ten slotte in Baarle-Nassau een ruit van een auto vernield. Verdachte toont met deze gedragingen aan geen respect te hebben voor andermans eigendom. Deze strafbare feiten zijn nare criminele activiteiten die de gedupeerden financiële schade en overlast hebben gezorgd.
De rechtbank maakt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte op dat hij eerder voor gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld. De rechtbank houdt verder rekening met de straffen die door de Rechtspraak plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen en de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het uitgangspunt bij een woningoverval, met deze vorm van geweld, is een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank ziet aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken omdat er zich strafverzwarende omstandigheden voordoen.
Het feit is gepleegd in de voor de nachtrust bestemde tijd en het slachtoffer verkeerde in een zeer kwetsbare positie omdat hij sliep en volkomen onverwacht met verdachte en zijn agressie werd geconfronteerd. Er is bovendien sprake van fors geweld waarbij een wapen is ingezet tegen een weerloos slachtoffer. Als gevolg hiervan bloedde het slachtoffer hevig en is sprake van blijvend letsel. Daarnaast gaat voornoemd oriëntatiepunt uit van een enkele woningoverval, terwijl er in het onderhavig geval sprake is van vier strafbare feiten. Tot slot heeft verdachte op geen enkel moment verantwoording willen afleggen. Hoewel hem telkens de gelegenheid daartoe is geboden, heeft verdachte op geen enkel moment voor de rechtbank willen verschijnen of op een andere manier openheid van zaken willen geven.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van de psycholoog van 6 mei 2021 en het reclasseringsrapport van 4 juni 2021. Verdachte heeft geweigerd om aan deze onderzoeken zijn medewerking te verlenen. Er doen zich problemen voor op het gebied van financiën, de verslaving aan verdovende middelen en er is sprake van een instabiel psychosociaal functioneren. Er zijn geen beschermende factoren en er bestaat een hoog recidiverisico. Er zijn uit de rapportages geen aanwijzingen naar voren gekomen die duiden op een verminderde toerekeningsvatbaarheid. De feiten kunnen verdachte daarom volledig worden toegerekend.
De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat enkel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank ziet geen ruimte om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Vanwege de hiervoor aangehaalde strafverzwarende omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de officier van justitie gevorderde straf. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar.

7.De benadeelde partijen

7.1
Ten aanzien van benadeelde partij [aangever 2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om – gelet op de bepleite vrijspraak – de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een vergoeding van schade voor een bedrag van € 6.999,40,- terzake van het onder parketnummer 02/008035-21 onder feit 1 ten laste gelegde. Dit bedrag bestaat uit het verbruik aan eigen risico van zorgkosten, de vergoeding voor het aanschaffen van pleisters, het herstel van een ruit en het verlies aan arbeidsvermogen. Naast deze materiële schade ten bedrage van € 1.999,40,- wordt een vergoeding van immateriële schade gevorderd voor een bedrag van € 5.000,-. De vordering tot schadevergoeding is onderbouwd met fotobijlagen, een medisch verslag, diverse facturen van de zorgverlenende instanties en verschillende loonstroken.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij in beginsel verplicht is de totale schade van de benadeelde partij te vergoeden. De schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank goed onderbouwd. Zij staan voorts in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 6.999,40,-, waarvan € 1.999,40 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade. Deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van die schade tot aan de datum der voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.2
Ten aanzien van benadeelde partij [naam 2]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel wordt toegewezen met uitzondering van de schadeonderdelen die reeds vergoed zijn, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering tot schadevergoeding een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Om die reden dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, dan wel moet de vordering worden afgewezen.
Het oordeel van de rechtbank
In het dossier bevindt zich een tijdig ingediend voegingsformulier, waarin een opgave van de inhoud van de vordering en de gronden waarop deze berust is opgenomen.
De ontvankelijkheid van de vordering tot schadevergoeding is echter in het geding omdat dit document niet voorzien is van een naam, noch van een datum, noch van een handtekening. Dit gebrek is niet op enigerlei wijze hersteld. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de vordering op het onderzoek ter terechtzitting niet is toegelicht door (of namens) de benadeelde partij. Gelet op deze feiten en omstandigheden kan de rechtbank niet in de inhoudelijke beoordeling treden van de vordering tot schadevergoeding en zal de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Hetbeslag

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard worden, aangezien deze goederen in relatie staan tot de ten laste gelegde strafbare feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om alle voorwerpen te retourneren aan verdachte omdat het zijn persoonlijke eigendommen betreffen en er zich geen strafvorderlijk belang voordoet dat zich verzet tegen teruggave.
8.1
De verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (de hamer) vatbaar is voor verbeurdverklaring. Verdachte wordt voor wat betreft parketnummer 02/008035-21 onder feit 1 veroordeeld voor een diefstal met geweld. De hamer betreft het voorwerp met behulp waarvan dit feit is begaan.
8.2
De teruggave aan de rechthebbendeDe rechtbank is van oordeel dat de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (het schoeisel en de kleding) dienen te worden teruggegeven aan verdachte, nu er geen strafvorderlijk belang mee is gediend om het beslag hierop voort te laten duren.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 310, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02/270815-20 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02/008035-21:
feit 1:diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2:poging tot diefstal;
parketnummer 02/124021-21:
diefstal;parketnummer02/270815-20:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij: [aangever 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 2] tot een bedrag van € 6.999,40,- waarvan € 1.999,40,- terzake van materiële schade en € 5.000,- terzake van immateriële schade;
- deze bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 januari 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel inzake [aangever 2]
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2] (terzake van het onder feit 1 ten laste gelegde van parketnummer 02/008035-21), een bedrag te betalen van € 6.999,40,-;
- dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 januari 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 69 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij: [naam 2]
- verklaart de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam 2] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:

* een hamer (kenmerk: G2291734);

- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* Tas (kenmerk: G2291728);
* Kleding en schoeisel (kenmerk: 638740);
* Kleding en schoeisel (kenmerk: 638741);
* Kleding en schoeisel (kenmerk: 638742).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. R.P. Broeders en mr. K.E. van den Ing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 juli 2021.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.