ECLI:NL:RBZWB:2021:3398
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op Ziektewet uitkering na beëindiging door UWV
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de beëindiging van haar Ziektewet uitkering. Eiseres, die sinds 2018 ziek was na een hersenbloeding, had in 2019 een uitkering ontvangen, maar het UWV besloot deze per 8 juli 2019 te beëindigen na een Eerstejaars Ziektewet-beoordeling. Eiseres voerde aan dat zij niet in staat was om 65% van haar maatmanloon te verdienen door haar fysieke en psychische klachten, waaronder depressieve klachten. Het UWV verklaarde haar bezwaar ongegrond, waarna eiseres beroep instelde.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat het beroepschrift tijdig was ingediend. Vervolgens heeft de rechtbank de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij werd gekeken naar de gezondheidstoestand van eiseres op 7 mei 2019. De rechtbank concludeerde dat het UWV voldoende medische informatie had verzameld en dat de verzekeringsartsen adequaat hadden geoordeeld over de belastbaarheid van eiseres. Eiseres had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar stelling onderbouwden dat haar klachten ernstiger waren dan vastgesteld.
De rechtbank oordeelde dat de functies die het UWV had aangeduid, passend waren en dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Hierdoor had zij geen recht op een Ziektewet uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling aan eiseres opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.