ECLI:NL:RBZWB:2021:3394

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_828 en 20_5041 en 20_5042
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake omgevingsvergunning voor bouwproject

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het besluit van 7 januari 2020 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, waarbij een omgevingsvergunning is verleend aan [vergunninghouder] voor het bouwen van een loods, weegbrug en milieustraat op het perceel [naam perceel] te [plaatsnaam]. De rechtbank heeft op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eisers is behandeld. Tijdens de zitting op 20 april 2021 waren eisers aanwezig, evenals hun gemachtigde en een vertegenwoordiger van het college. De derde partij, [vergunninghouder], was niet aanwezig.

Eisers hebben aangevoerd dat hun belangen onvoldoende zijn meegewogen bij de besluitvorming en dat de toename van verkeer als gevolg van het project hen zal schaden. Het college heeft echter gesteld dat eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt en dat de omgevingsvergunning op juiste gronden is verleend. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat eisers [eiser2] en [eiser3] geen bezwaar hebben gemaakt tegen het primaire besluit, waardoor hun beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Ook eisers [eiser4] en [eiser5] zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet meer in [plaatsnaam] wonen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van [eiser1] en [eiser6] ongegrond is, omdat zij niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft geen reden gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 20/828, 20/5041 en 20/5042 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser1],

[eiser2],
[eiser3],
[eiser4]en
[eiser5]
en
[eiser 6],
allen te [plaatsnaam], eisers
gemachtigde: [gemachtigde],
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder], te [plaatsnaam] (vergunninghouder).

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 7 januari 2020 (bestreden besluit) van het college inzake de aan [vergunninghouder] verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een loods, weegbrug en milieustraat op het perceel [naam perceel] te [plaatsnaam].
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 20 april 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser [eiser1], die tevens optrad als gemachtigde van de andere eisers, zijn echtgenote en mr. X.M. Born en [aanwezige college] namens het college. Namens de derde partij is niemand verschenen.

Overwegingen

1. In het besluit van 21 augustus 2019 (primaire besluit) heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een loods, weegbrug en milieustraat op het perceel [naam perceel] te [plaatsnaam].
Tegen dit besluit hebben eisers [eiser1], [eiser4], [eiser5] en [eiser 6] een bezwaarschrift ingediend. De gemachtigde van eisers heeft op 21 november 2019 de hoorzitting bij de commissie van advies voor de bezwaarschriften bijgewoond. Deze commissie heeft geadviseerd het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren.
In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit, met verwijzing naar voormeld advies van de commissie, niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
Eisers hebben op 25 januari 2020 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Omvang geschil
2. Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het college terecht het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Standpunten van partijen
3. Eisers voeren aan dat hun belangen onvoldoende zijn meegewogen bij de besluitvorming. Als gevolg van het bestreden besluit zal het auto- en vrachtverkeer over de N656, Molendijk en Onder de Molen in [plaatsnaam] toenemen, waarvan eisers hinder zullen ervaren in de vorm van verkeerslawaai, trillingen en gevaar. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft al in de uitspraak van 11 maart 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BH5545) overwogen dat een toename van het verkeer tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat kan leiden. Het college verkoopt telkens een klein deel van het agrarisch gebied aan een ondernemer en stelt dat de hoeveelheid extra verkeer zo weinig is dat de bewoners er geen last van zullen hebben. Hoewel eisers bestrijden dat van weinig extra verkeer sprake is, dan nog is het totaal aan toegenomen verkeer zodanig groot dat geen sprake meer is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het college trekt zich kennelijk niets aan van de uitspraak van de AbRS. Door doelbewust de belangen van de bewoners van de [buurtnaam] te negeren is volgens eisers sprake van onbehoorlijk bestuur.
4. Het college stelt zich op het standpunt dat eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Daarnaast is het college van mening dat de omgevingsvergunning op juiste gronden is verleend. Ten aanzien van de verkeersgeneratie van vergunninghouder heeft het college aangevoerd dat het gaat om een verplaatsing van een bestaand bedrijf van [locatie] naar [naam perceel]. Op de locatie [locatie] is onvoldoende opslagruimte waardoor vaker goederen/stoffen getransporteerd moeten worden. Door de realisering van een milieustraat op de nieuwe locatie zal dit minder vaak plaats hoeven te vinden. De voertuigbewegingen zullen als gevolg van het bouwplan dus eerder afnemen dan toenemen.
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
Ontvankelijkheid van het beroep
6.1
Op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient, voordat beroep kan worden ingesteld, eerst bezwaar te worden gemaakt. De verplichting eerst bezwaar te maken, is dus als voorwaarde gesteld voor het recht om beroep in te stellen.
De rechtbank dient voordat op het beroep kan worden beslist te beoordelen of aan alle formele vereisten is voldaan. Indien niet aan die vereisten is voldaan, moet het beroep op grond van artikel 6:6, aanhef en onderdeel a, van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.2
Eisers [eiser2] en [eiser3] hebben geen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. De rechtbank is daarom van oordeel dat het beroep van [eiser2] en [eiser3] niet-ontvankelijk is, omdat aan het vereiste dat eerst bezwaar moet worden gemaakt, niet is voldaan.
6.3
Op de zitting is gebleken dat eisers [eiser4] en [eiser5] inmiddels zijn verhuisd en niet meer woonachtig zijn in [plaatsnaam]. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat zij in het kader van deze procedure sowieso niet meer als belanghebbende in de zin van de Awb kunnen worden aangemerkt. Dat brengt de rechtbank tot de conclusie dat ook eisers [eiser4] en [eiser5] niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden.
Inhoudelijk
6.4
Om als belanghebbende bij een besluit in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie van de AbRS – bijvoorbeeld de uitspraak van 30 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2347) – een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een omgevingsvergunning toestaat is in beginsel belanghebbende bij dat besluit.
6.5
Het college heeft het bezwaar van eisers ([eiser1] en [eiser 6]) niet-ontvankelijk verklaard, wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank stelt vast dat de afstand vanaf de woningen van eisers tot het perceel respectievelijk 450 meter ([eiser1]) en 290 meter ([eiser 6]) bedraagt. Eisers hebben vanuit hun woning geen zicht op het perceel. In zoverre kunnen zij niet als belanghebbenden worden aangemerkt. Verder gaat het om de verplaatsing van een bestaand bedrijf naar een andere locatie op hetzelfde bedrijventerrein van een niet wezenlijk andere omvang. Het aantal verkeersbewegingen zal niet anders zijn ten opzichte van de huidige situatie, omdat de bedrijfsactiviteiten niet wijzigen. Hierdoor is niet aannemelijk geworden dat eisers als gevolg van het bestreden besluit feitelijke gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eisers geen persoonlijk belang hebben bij het bestreden besluit en dat het college het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Conclusie
7. Het beroep van [eiser4], [eiser5], [eiser2] en [eiser3] is niet-ontvankelijk en het beroep van [eiser1] en [eiser 6] is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van [eiser4], [eiser5], [eiser2] en [eiser3] niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van [eiser1] en [eiser 6] ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 2 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder ‘belanghebbende’ verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 6:6, onder a, van de Awb kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep.