7.3Tot slot stelt het college dat eventueel gewekte verwachtingen in dit geval niet nageleefd hoeven te worden, omdat het algemeen belang en de belangen van derden (omwonenden en werkenden) zich verzetten tegen een parkeergarage die voor een hoger percentage dan 50% als blauwe zone is ingericht. Het college stelt dat het besluit een compromis is tussen de verschillende betrokken belangen, namelijk: (1) de VVE en ondernemers, die zoveel mogelijk parkeerplaatsen willen waar bezoekers kunnen parkeren, (2) de werkenden, die graag in de buurt van het werkadres willen parkeren en (3) de bewoners, die graag zo dicht mogelijk bij hun woning willen parkeren.
Het college heeft in dit verband ook nog gewezen op het objectieve parkeeronderzoek dat het heeft laten verrichten, waarin de volgende aanbevelingen zijn gegeven:
- uitbreiding parkeercapaciteit voor bezoekers is wenselijk. Zowel qua aantal als voor wat betreft kort parkeren. Met een verruiming van de capaciteit met circa 50 tot 100 parkeerplaatsen kan bij het huidige voorzieningenniveau in het centrum ook op piekmomenten voldoende capaciteit geboden worden.
- de omvang van de blauwe zone hoeft niet gewijzigd te worden. Uitgezonderd de parkeergarage is er geen noodzaak om de blauwe zone uit te breiden.
- uitbreiding van het aanbod aan kort-parkeren door in de parkeergarage [naam parkeergarage] een gedeelte van de parkeercapaciteit voor bezoekers te bestemmen door het gedeeltelijk instellen van een blauwe zone (circa 25 plaatsen, nabij de roltrap).
8. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor aangehaalde alinea uit de brief van
28 november 2018 wel degelijk kan worden aangemerkt als een toezegging. De tekst van de brief is duidelijk en concreet en er wordt geen voorbehoud gemaakt. Dat de uitlating in een latere e-mail wordt genuanceerd doet daar niet aan af. De uitlating hoeft naar het oordeel van de rechtbank niet zó specifiek te zijn dat deze ook omschrijft hoe deze toezegging zal worden bekrachtigd in een verkeersbesluit. Dat de uitlating is gedaan in het kader van een mediationtraject maakt niet dat de toezegging niet behoeft te worden nagekomen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de toezegging aan het college kan worden toegerekend. [naam opzichter] heeft de brief immers ondertekend namens het college. Eisers stellen dat [naam opzichter] werkzaam is als opzichter/directievoerder afdeling Realisatie en Beheer (dat blijkt ook uit ondertekening e-mails) en dat hij sinds hij in dienst is getreden het aanspreekpunt is voor parkeergarage “ [naam parkeergarage] ” en bij alle vergaderingen van de VVE en de mediation aanwezig is geweest namens de gemeente. Gelet op die omstandigheden konden eisers naar het oordeel van de rechtbank veronderstellen dat [naam opzichter] de opvatting van het college vertolkte.
9. Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen, betekent niet dat deze altijd moeten worden gehonoreerd. In dit geval stelt het college naar het oordeel van de rechtbank terecht dat de gewekte verwachtingen niet nageleefd dienen te worden, omdat het algemeen belang en de belangen van derden (omwonenden en werkenden) zich verzetten tegen een parkeergarage die voor een hoger percentage dan 50% als blauwe zone is ingericht. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat hier een compromis noodzakelijk is tussen de verschillende betrokken belangen, namelijk: de VVE en ondernemers, die zoveel mogelijk parkeerplaatsen willen waar bezoekers kunnen parkeren, de werkenden, die graag in de buurt van het werkadres willen parkeren en de bewoners, die graag zo dicht mogelijk bij hun woning willen parkeren. Het college heeft de belangen van werkenden en omwonenden zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van eisers bij het onverkort vasthouden aan de toezegging dat 75% van de parkeergarage als blauwe zone wordt ingericht. In dit verband is ook relevant dat het besluit van het college past bij de resultaten van het uitgevoerde parkeeronderzoek.
10. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.