ECLI:NL:RBZWB:2021:3341

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7922
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omzettingsvergunning voor kamerverhuur in Tilburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2021, werd het beroep van eiser tegen de verlening van een omzettingsvergunning voor kamerverhuur door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg ongegrond verklaard. Eiser, eigenaar van een pand, betwistte de vergunning die was verleend aan de vergunninghouder voor het omzetten van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte. Eiser stelde dat de vergunning in strijd was met de Huisvestingsverordening Tilburg 2018, omdat er een basisschool met kinderopvang binnen 50 meter van het pand aanwezig was, wat volgens hem een negatieve invloed op de leefbaarheid zou hebben.

De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de vergunning te verlenen. De rechtbank stelde vast dat de uitleg van het college over wat een maatschappelijke voorziening is die van invloed is op de leefbaarheid niet onredelijk was. De rechtbank erkende dat een school een maatschappelijke voorziening is, maar oordeelde dat de impact van een school niet vergelijkbaar was met die van een kamerverhuurpand, dat continu bewoond wordt. Eiser's argumenten over overlast en parkeerdruk werden niet als voldoende geacht om de vergunning te weigeren.

De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgrond was op basis van de Huisvestingsverordening en dat het college de vergunning terecht had verleend. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7922 VEROR

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats 1] , eiser

gemachtigde: mr. M.M.H. van Kuijk,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder], te [naam woonplaats 2] (vergunninghouder)
gemachtigde: mr. T.W. Dammingh.

Procesverloop

In het besluit van 13 maart 2020 (primaire besluit) heeft het college aan vergunninghouder een omzettingsvergunning (kamerverhuurvergunning) verleend voor het pand aan de [adres 1] .
In het besluit van 25 juni 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 20 mei 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser en zijn gemachtigde, mr. M.W.F. Moll namens het college en vergunninghouder en zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is eigenaar van het pand aan de [adres 2] .
In het primaire besluit heeft het college aan vergunninghouder een omzettingsvergunning (kamerverhuurvergunning) verleend voor het pand aan de [adres 1] (hierna: het pand).
Geschil
2. Het gaat in deze procedure om de vraag of het college in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat geen sprake was van een weigeringsgrond in de zin van artikel 4, eerste lid, onder d, van de Huisvestingsverordening Tilburg 2018 (Huisvestingsverordening).
Standpunt eiser
3. Eiser voert aan dat dit niet het geval is. Het college heeft door de omzettingsvergunning te verlenen gehandeld in strijd met de eigen beleidsregels omdat
een school met kinderopvang wel degelijk een maatschappelijke voorziening is die van invloed wordt geacht op de leefbaarheid. Eiser voert verder aan dat hij, zoals verwacht, overlast ervaart van de kamerverhuur.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
5.1
In artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening is aangegeven dat het verboden is om een woonruimte zonder omzettingsvergunning van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten, waarbij verhuur aan drie of meer personen plaatsvindt. In artikel 4 van de Huisvestingsverordening is aangegeven wanneer een dergelijke vergunning kan worden geweigerd. In deze procedure zijn van aan de orde de weigeringsgronden
a: als het belang van het behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad met het oog op schaarste en leefbaarheid groter is dan het met de onttrekking gediende belang, en
d: als het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand.
5.2
De bevoegdheid van het college een omzettingsvergunning te verlenen is een discretionaire bevoegdheid. Het college kan een omzettingsvergunning verlenen, maar is daartoe niet verplicht. Bij de beoordeling zal hij alle relevante belangen moeten inventariseren, deze belangen op een kenbare wijze moeten afwegen en beoordelen of de eventuele nadelige gevolgen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Het discretionaire karakter van deze bevoegdheid brengt met zich dat een besluit in zoverre terughoudend moet worden getoetst door de bestuursrechter. Dat wil zeggen dat de bestuursrechter zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Het college heeft ter invulling van die discretionaire bevoegdheid beleidsregels opgesteld, te weten Beleidsregels ter uitwerking van de Huisvestingsverordening Tilburg 2018 (de beleidsregels).
5.3
In de beleidsregels heeft het college verdere invulling gegeven aan de regels omtrent de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte. Artikel 2 van de beleidsregels betreft de uitwerking van artikel 4, aanhef en onder a en d, van de Huisvestingsverordening. Op grond van artikel 2.1, onder a, van de beleidsregels wordt geen omzetting toegestaan als binnen een afstand van 50 meter, gemeten vanaf de kadastrale perceelgrens, al een pand gevestigd is waar kamerverhuur plaatsvindt of vergund is, dan wel een maatschappelijke voorziening aanwezig is die van invloed wordt geacht voor de leefbaarheid.
5.4
Partijen zijn het er over eens dat er binnen een afstand van 50 meter van het pand een basisschool met kinderopvang aanwezig is en dat dit een maatschappelijke voorziening is. De vraag die partijen verdeeld houdt luidt of het ook een maatschappelijke voorziening is die van invloed wordt geacht op de leefbaarheid.
5.5
Eiser voert aan dat dat het geval is. Het is een voorziening met een behoorlijke ruimtelijke uitstraling in de vorm van geluidsoverlast van kinderen en verkeer. Scholen kunnen ook in de avond overlast veroorzaken en kamerverhuurpanden kunnen ook overdag overlast veroorzaken.
5.6
Het college betwist dat een school een maatschappelijke voorziening is die van invloed wordt geacht op de leefbaarheid omdat die niet zeven dagen per week, vierentwintig uur per dag impact heeft op de leefomgeving, zoals bij een kamerverhuurpand het geval is. De uitleg is bestendige praktijk.
5.7
Naar het oordeel van de rechtbank komt het college bij de uitleg van het begrip ‘maatschappelijke voorziening die van invloed wordt geacht op de leefbaarheid’ enige beoordelingsvrijheid toe. Het college legt dit begrip aldus uit dat sprake is van ‘invloed op de leefbaarheid’ als een maatschappelijke voorziening een ruimtelijke impact heeft die vergelijkbaar is met een kamerverhuurpand. De rechtbank acht die uitleg niet onredelijk. Er zijn geen aanknopingspunten dat het college heeft beoogd alle maatschappelijke voorzieningen onder het begrip te scharen. In dat geval was immers de toevoeging ‘invloed op de leefbaarheid’ niet nodig geweest. De beleidsregels zijn bedoeld om invulling te geven aan de weigeringsgrond van artikel 4 van de Huisvestingsverordening dat sprake is van een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand. Gelet op dit doel acht de rechtbank het niet onredelijk om uitsluitend invloeden of inbreuken op de leefbaarheid die vergelijkbaar zijn met die van een kamerverhuurpand bij die beoordeling te betrekken. Immers, met name de optelsom van dezelfde of vergelijkbare ruimtelijke impact kan leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op het woon- en leefmilieu. Voor zover eiser beoogt te stellen dat de uitleg in strijd is met de rechtszekerheid, faalt dit betoog omdat sprake is van een redelijke uitleg die past bij het doel en de strekking van Huisvestingsverordening en de beleidsregels.
5.8
Eiser heeft er op zich terecht op gewezen dat een school ook een maatschappelijke voorziening is en dat die invloed heeft op de leefomgeving, maar dat betekent niet dat sprake is van invloed op de leefomgeving als bedoeld in de beleidsregels en de Huisvestingsverordening. Het college heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de ruimtelijke impact van de school niet vergelijkbaar is met die van het kamerverhuurpand. De school is immers niet zeven dagen per week, vierentwintig uur per dag geopend. Bovendien wordt in de school niet gewoond. Daar wordt onderwijs gegeven aan kinderen, terwijl het kinderdagverblijf dagopvang biedt aan jonge kinderen.
Eiser heeft ter zitting gewezen op de toegenomen parkeerdruk en de gevaarlijke situaties die ontstaan rondom de tijdstippen waarop kinderen gehaald en gebracht worden. Het is invoelbaar dat eiser zich daarover zorgen maakt, maar deze omstandigheid kan niet tot de conclusie leiden dat een school met kinderopvang een maatschappelijke voorziening is die van invloed wordt geacht op de leefbaarheid als bedoeld in de beleidsregels. De functie van een school is, zoals hiervoor overwogen, wezenlijk anders.
5.9
De overlast die eiser ervaart leidt niet tot een ander oordeel omdat dit geen weigeringsgrond is zoals genoemd in artikel 4 van de Huisvestingsverordening. Wel kan het niet naleven van de voorwaarden die zijn verbonden aan de omzettingsvergunning een grond vormen voor het college om de omzettingsvergunning in te trekken. Eiser kan het college om handhaving kan verzoeken. Dat is ter zitting ook door het college bevestigd. Vergunninghouder heeft bovendien ter zitting gesteld dat hij graag aan de voorwaarden van de vergunning wil blijven voldoen.
5.1
Eiser heeft tot slot niet gesteld, en de rechtbank is daarvan niet gebleken, dat sprake was van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college had moeten afwijken van de beleidsregels.
Conclusie
6.1
Nu er geen reden voor het college bestond om de gevraagde vergunning te weigeren op grond van artikel 4 van de Huisvestingsverordening, de beleidsregels of vanwege bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb, heeft het college in redelijkheid de omzettingsvergunning kunnen verlenen.
6.2
Het beroep is ongegrond.
6.3
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.J.M. Stoof, rechter, in aanwezigheid van in aanwezigheid van D. Alblas als griffier op 1 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Huisvestingswet
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Huisvestingswet maakt de gemeenteraad van zijn bevoegdheden op grond van deze wet slechts gebruik indien dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte.
In artikel 4, eerste lid, van de Huisvestingswet is bepaald dat de gemeenteraad uitsluitend bij verordening voor de duur van ten hoogste vier jaar regels kan geven met betrekking tot
a. het in gebruik nemen of geven van goedkope woonruimte, en
b. wijzigingen in de bestaande woonruimtevoorraad.
Op grond van artikel 21, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet is het verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie gebouwen en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen wijk, zonder vergunning van burgemeester en wethouders van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.
Huisvestingsverordening Tilburg 2018
Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening Tilburg 2018 is het verboden om een woonruimte, zonder vergunning als bedoeld in artikel 21 van de Huisvestingswet van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten, waarbij verhuur aan drie of meer personen plaatsvindt.
In het tweede lid van artikel 2 is bepaald dat de vergunningplicht betrekking heeft op alle woonruimte binnen de bebouwde kom van de gemeente Tilburg.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Tilburg 2018 kan een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de Huisvestingswet worden geweigerd als:
a. naar het oordeel van het college het belang van het behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad met het oog op schaarste en leefbaarheid groter is dan het met de onttrekking, omzetting of woningvorming gediende belang;
b. het onder 1 a. als eerste genoemde belang niet voldoende kan worden gediend door het stellen van voorwaarden en voorschriften aan de vergunning;
c. de toestand van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft zich uit oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen omzetting of woningvorming verzet;
d. het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand;
e. vergunningverlening zou leiden tot strijdigheid met het bestemmingsplan, of met een omgevingsvergunning op grond waarvan afgeweken mag worden van het bestemmingsplan.
Op grond van artikel 5 van de Huisvestingsverordening Tilburg 2018 kan het college aan de vergunning als bedoeld in artikel 21 van de Huisvestingswet voorwaarden en voorschriften verbinden om een geordend woon- en leefmilieu te waarborgen.
Beleidsregels Huisvestingsverordening Tilburg 2018
Op grond van artikel 2.1 van de Beleidsregels Huisvestingsverordening Tilburg 2018 worden bij aanvragen voor een omzettingsvergunning als bedoeld in artikel 21 van de Huisvestingswet de volgende beleidsregels voor de weigering van een vergunning gehanteerd:
a. geen omzetting toe te staan als binnen een afstand van 50 meter, gemeten vanaf de kadastrale perceelgrens, al een pand gevestigd is waar kamerverhuur plaatsvindt of vergund is, dan wel een maatschappelijke voorziening aanwezig is die van invloed wordt geacht voor de leefbaarheid.
(…)
Bestemmingsplan
Artikel 7.2, onder b, van het Bestemmingsplan Quirijnstok 2007 luidt: Onder ‘wonen’ wordt verstaan studentenhuisvesting (maximaal 5 studenten per huishouden)(...).