ECLI:NL:RBZWB:2021:3253
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor studiefinanciering
Op 25 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een voorlopige voorziening vroeg met betrekking tot zijn studiefinanciering. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van 5 maart 2021, waarin zijn aanvraag voor studiefinanciering was afgewezen. De verzoeker stelde dat hij in een tijdelijke financiële noodsituatie verkeerde en dat het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening lag in de aard van de studiefinanciering, die bedoeld is om studenten te ondersteunen in hun levensonderhoud.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. In deze zaak was de voorzieningenrechter van mening dat er geen sprake was van een acute financiële noodsituatie. De verzoeker had bankafschriften overgelegd waaruit bleek dat hij in de betreffende periode een bedrag van € 2.342,16 had ontvangen, en dat zijn financiële situatie niet zo precair was dat het treffen van een voorlopige voorziening gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de inkomsten van de verzoeker lager waren dan zijn uitgaven, onvoldoende was voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was en de verzoeker niet in een onomkeerbare situatie verkeerde. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.