Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 18 juni 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[belanghebbende] te [plaats ] , belanghebbende
Procesverloop
- ten aanzien van 35 objecten aangegeven dat belanghebbende het bezwaar tijdens de hoorzitting van 29 juli 2019 heeft ingetrokken;
- ten aanzien van 9 objecten het bezwaar gegrond verklaard en een lagere WOZ-waarde vastgesteld. Voor deze objecten zijn de aanslagen OZB en watersysteemheffing in overeenstemming daarmee verminderd;
- ten aanzien van 30 objecten het bezwaar ongegrond verklaard en de beschikte WOZ-waarden gehandhaafd;
- aan belanghebbende een kostenvergoeding van € 762,- toegekend.
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar ten aanzien van deze zaken;
- vermindert de vastgestelde waarde van:
(20/425)het object [object 1] tot € 47.700,-
(20/426)het object [object 2] tot € 87.300,-
(20/427)het object [object 3] tot € 74.700,-
(20/428)het object [object 4] tot € 60.300,-
(20/440)het object [object 5] tot € 135.900,-
(20/458)het object [object 6] tot € 134.100,-
(20/459)het object [object 7] tot € 89.100,-
- vermindert ten aanzien van deze objecten de aanslagen onroerende zaakbelastingen 2019 en watersysteemheffing 2019 dienovereenkomstig;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.602,-;
- gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door deze betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 47,-.