ECLI:NL:RBZWB:2021:3219

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20_389
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarden en aanslagen onroerende zaakbelasting 2019

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarden voor het kalenderjaar 2019 voor 74 objecten, zowel woningen als niet-woningen, gelegen in een bepaalde plaats. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2019 de WOZ-waarden vastgesteld en de aanslagen onroerende zaakbelasting (OZB) en watersysteemheffing bekendgemaakt. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststellingen, maar in de uitspraak op bezwaar van 15 november 2019 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar deels gegrond verklaard en deels ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende geregistreerd onder de zaaknummers BRE 20/389 tot en met 20/462. Tijdens de zitting op 18 juni 2021 heeft de belanghebbende zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels. De heffingsambtenaar was vertegenwoordigd door verschillende taxateurs en ambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor 35 objecten het bezwaar was ingetrokken, voor 9 objecten de WOZ-waarde verlaagd en voor 30 objecten de WOZ-waarden zijn gehandhaafd.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de WOZ-waarden van zeven objecten met 10% verlaagd en de aanslagen OZB en watersysteemheffing dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast is de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.602,-, en het griffierecht van € 47,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd voor de betrokken objecten. De belanghebbende heeft afgezien van schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 20/389 tot en met 20/462

uitspraak van 18 juni 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] te [plaats ] , belanghebbende

gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant ([plaats ]), verweerder

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 28 februari 2019 de WOZ-waarden voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld voor 74 objecten, woningen en niet-woningen, alle gelegen in [plaats ] . In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslagen onroerende zaakbelasting (OZB) 2019 en watersysteemheffing 2019 (aanslagnummer [aanslagnummer] ) bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 15 november 2019 heeft de heffingsambtenaar:
  • ten aanzien van 35 objecten aangegeven dat belanghebbende het bezwaar tijdens de hoorzitting van 29 juli 2019 heeft ingetrokken;
  • ten aanzien van 9 objecten het bezwaar gegrond verklaard en een lagere WOZ-waarde vastgesteld. Voor deze objecten zijn de aanslagen OZB en watersysteemheffing in overeenstemming daarmee verminderd;
  • ten aanzien van 30 objecten het bezwaar ongegrond verklaard en de beschikte WOZ-waarden gehandhaafd;
  • aan belanghebbende een kostenvergoeding van € 762,- toegekend.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. Daarbij heeft hij niet aangegeven op welke objecten het beroep ziet. De rechtbank heeft het beroep daarom geregistreerd onder de zaaknummers BRE 20/389 tot en met 20/462, voor ieder object een zaaknummer. De rechtbank heeft één keer griffierecht geheven.
De zaken zijn behandeld op de zitting van 18 juni 2021. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [heffingsambtenaar 1] , [taxateur 1] (taxateur), [taxateur 2] (taxateur) en [heffingsambtenaar 2] .

Overwegingen

Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis de volgende afspraken gemaakt, waarbij de heffingsambtenaar uitdrukkelijk heeft opgemerkt om louter pragmatische redenen akkoord te zijn gegaan. De heffingsambtenaar staat op het standpunt dat de WOZ-waarden van alle objecten goed zijn onderbouwd. Dit compromis heeft dus geen precedentwerking ten aanzien van andere belastingjaren. De afspraken:
1. De WOZ-waarden van de objecten [object 1] , [object 2] , [object 3] , [object 4] en [object 5] en [object 6]
en [object 7] te [plaats ] voor het belastingjaar 2019 worden met 10% verlaagd. De aanslagen OZB 2019 en watersysteemheffing 2019 worden dienovereenkomstig verminderd.
2. De heffingsambtenaar vergoedt het betaalde griffierecht à € 47,- aan belanghebbende.
3. De heffingsambtenaar betaalt aan belanghebbende een vergoeding van de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ten bedrage van € 1.602,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, met een factor 1,5 omdat het hier gaat om meer dan 4 samenhangende zaken en een waarde van € 534,- per punt).
4. De belanghebbende ziet af van de schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
Dit betekent dat de rechtbank de WOZ-waarden van voornoemde 7 objecten als volgt zal vaststellen:
zaaknummer
adres
WOZ-waarde
WOZ-waarde
BRE
beschikt
compromis
20/425
[object 1]
€ 53.000,-
€ 47.700,-
20/426
[object 2]
€ 97.000,-
€ 87.300,-
20/427
[object 3]
€ 83.000,-
€ 74.700,-
20/428
[object 4]
€ 67.000,-
€ 60.300,-
20/440
[object 5]
€ 151.000,-
€ 135.900,-
20/458
[object 6]
€ 149.000,-
€ 134.100,-
20/459
[object 7]
€ 99.000,-
€ 89.100,-
Belanghebbende heeft daarop het beroep ten aanzien van alle overige objecten ingetrokken. Het gaat hierbij om de zaaknummers BRE 20/389, tot en met 20/424, 20/429 tot en met 20/439, 20/441 tot en met 20/457 en 20/460 tot en met 20/462.

Beslissing

De rechtbank:
in de zaken BRE 20/425 tot en met 20/428, 20/440, 20/458 en 20/459 BRE
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar ten aanzien van deze zaken;
  • vermindert de vastgestelde waarde van:
-
(20/425)het object [object 1] tot € 47.700,-
-
(20/426)het object [object 2] tot € 87.300,-
-
(20/427)het object [object 3] tot € 74.700,-
-
(20/428)het object [object 4] tot € 60.300,-
-
(20/440)het object [object 5] tot € 135.900,-
-
(20/458)het object [object 6] tot € 134.100,-
-
(20/459)het object [object 7] tot € 89.100,-
  • vermindert ten aanzien van deze objecten de aanslagen onroerende zaakbelastingen 2019 en watersysteemheffing 2019 dienovereenkomstig;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.602,-;
  • gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door deze betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 47,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H.M. Venmans, griffier, op 18 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.