ECLI:NL:RBZWB:2021:3205

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 20_336
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 17 december 2019, waarin haar WIA-uitkering per 18 december 2019 werd beëindigd. Op 28 april 2021 heeft het UWV zijn standpunt gewijzigd en meegedeeld dat verzoekster ongewijzigd voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt beschouwd, en dat zij haar IVA-uitkering behoudt. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen deze proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, gezien het besluit van 28 april 2021, het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Dit biedt aanleiding om het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.068,00 voor rechtsbijstand en € 17,90 voor reiskosten.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV op grond van artikel 8:41 van de Awb het griffierecht van € 48,00 aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat een veroordeling hiervoor niet nodig is. De rechtbank heeft uiteindelijk het UWV veroordeeld tot een totaalbedrag van € 1.085,90 aan proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig en openbaar gemaakt op 25 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/336 WIA
uitspraak van 25 juni 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. A.W.M. van der Wouw,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 17 december 2019 (bestreden besluit) van het UWV over de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 18 december 2019.
Bij besluit van 28 april 2021 heeft het UWV zijn standpunt gewijzigd en verzoekster meegedeeld dat zij ongewijzigd voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt beschouwd. Tevens heeft het UWV verzoekster meegedeeld dat zij haar IVA-uitkering behoudt.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren en heeft meegedeeld zich niet tegen een proceskostenveroordeling te verzetten.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 28 april 2021 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1). Verder moet het UWV de reiskosten van verzoekster naar de zitting ter hoogte van € 17,90 vergoeden.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,00 aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.085,90.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 25 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.