ECLI:NL:RBZWB:2021:3186

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1858 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake openbaarmaking inspectierapport door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

In deze zaak heeft verzoekster, een thuiszorgorganisatie, bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 maart 2021, waarin werd besloten tot openbaarmaking van een inspectierapport. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 14 juni 2021 in Breda, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en enkele medewerkers. De minister was vertegenwoordigd door drie gemachtigden.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. De inspectie had op 19 januari 2021 een inspectiebezoek aan verzoekster gebracht, wat leidde tot een concept-inspectierapport dat op 18 februari 2021 werd verzonden. Na aanpassingen werd het rapport op 26 maart 2021 vastgesteld en openbaar gemaakt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet heeft aangetoond dat het rapport feitelijke onjuistheden bevat.

De voorzieningenrechter heeft verder opgemerkt dat de wetgever het belangrijk acht dat informatie van toezichthouders openbaar wordt gemaakt en dat de toetsing door de bestuursrechter beperkt is tot de feitelijke basis van het rapport. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen redenen zijn om het openbaarmakingsbesluit te schorsen. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Vermunt, en is openbaar gemaakt op 14 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1858 WOB VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 14 juni 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekers], te [vestigingsplaats verzoekers], verzoekster,

gemachtigde: mr. M. Djamal,
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 maart 2021 (bestreden besluit) van de minister over de openbaarmaking van een inspectierapport. Zij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 14 juni 2021. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en mr. E. van der Vinnen. Verder zijn namens verzoekster verschenen directeur [naam directeur], zorgcoördinator [naam zorgcoördinator] en wijkverpleegkundige [naam wijkverpleegkundige].
De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Grijsbach, mr. E.D. Nienhuis en M. Parijs.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. Op 19 januari 2021 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: de Inspectie) een inspectiebezoek gebracht aan verzoekster. Er is een concept-inspectierapport opgesteld dat op 18 februari 2021 aan verzoekster is toegezonden. Verzoekster heeft hierop schriftelijk gereageerd, wat heeft geleid tot tekstuele aanpassingen in het inspectierapport. Op 26 maart 2021 is het inspectierapport vastgesteld en heeft de minister besloten tot openbaarmaking ervan.
3. Artikel 44, eerste lid, van de Gezondheidswet geeft de grondslag voor een openbaarmakingsbesluit van informatie van het Staatstoezicht op de volksgezondheid. De openbaarmakingsregels zijn verder uitgewerkt in het Besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet (hierna: het Besluit). Op grond van dit Besluit wordt binnen het kader van het toezicht op de Gezondheidswet informatie openbaar gemaakt over schriftelijk vastgestelde documenten van met toezicht belaste ambtenaren van de Inspectie. Het gaat hierbij over de uitkomsten van controles en onderzoeken die zij in de uitoefening van hun taak hebben verkregen.
Verzoekster valt als thuiszorgorganisatie onder de reikwijdte van de Gezondheidswet en het Besluit.
4. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: AbRS) heeft in haar uitspraak van 2 september 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2089) met het oog op de rechtspraktijk het toetsingskader voor het openbaar maken van informatie van de Inspectie uiteengezet. Hoewel die uitspraak ging over informatie die openbaar werd gemaakt in het kader van het toezicht op de jeugdhulpaanbieders op grond van de Jeugdwet, zijn de wettelijke bepalingen over de openbaarmaking krachtens de Jeugdwet en de Gezondheidswet gelijkluidend en gezamenlijk ingevoerd op 1 februari 2019.
Het toetsingskader van de AbRS geldt daarom ook voor deze zaak over de openbaarmaking van informatie over het toezicht op thuiszorgorganisaties.
5. De AbRS heeft in de uitspraak van 2 september 2020 voorop gesteld dat de wetgever het van belang heeft geacht dat informatie van de toezichthouder over de naleving en uitvoering van regelgeving door aanbieders van jeugdhulp openbaar wordt gemaakt. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de toetsing van zo een openbaarmakingsbesluit door de bestuursrechter slechts beperkt kan zijn tot de vraag of voor de vaststellingen van feitelijke aard in het rapport een voldoende feitelijke basis aanwezig is. De waardering van feiten en oordelen daarover maken geen deel uit van de door de bestuursrechter te verrichten toetsing evenmin als conclusies die op die waarderingen en oordelen zijn gebaseerd. Een belangenafweging is niet aan de orde behoudens voor zover het gaat om persoonsgegevens die in het openbaarmakingsbesluit zijn vermeld.
6. Ten aanzien van de vraag of voor de vaststellingen van feitelijke aard in het rapport een voldoende feitelijke basis aanwezig is, overweegt de voorzieningenrechter dat verzoekster noch in haar reactie op het concept-inspectierapport noch in de gronden van bezwaar heeft aangegeven dat het rapport feitelijke onjuistheden zou bevatten. Ter zitting heeft zij desgevraagd evenmin antwoord kunnen geven op de vraag welke feitelijke vaststellingen onjuist zouden zijn.
De stelling van verzoekster dat het inspectierapport niet representatief zou zijn, volgt de voorzieningenrechter niet. Uit het rapport blijkt immers dat met diverse personen die verschillende functies binnen de organisatie van verzoekster vervullen, is gesproken. Verder is ook met cliënten gesproken en zijn zorgdossiers ingezien.
De minister heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat het inspectiebezoek heeft plaatsgevonden in het kader van ontvangen signalen van derden. Dit betekent echter niet dat er geen bevoegdheid zou bestaan om het bedrijf van verzoekster aan een inspectie te onderwerpen.
7. De voorzieningenrechter acht het voorstelbaar dat openbaarmaking van het inspectierapport nadelige gevolgen heeft voor de organisatie van verzoekster en haar cliënten. Dit valt echter buiten het toetsingskader van de Gezondheidswet, dat de AbRS in haar uitspraak van 2 september 2020 heeft uiteengezet.
8. Anders dan verzoekster heeft betoogd bestaat er geen aanleiding om met toepassing van artikel 44a, negende lid, van de Gezondheidswet openbaarmaking achterwege te laten.
9. Het openbaarmakingsbesluit van 26 maart 2021 zal in bezwaar naar verwachting stand houden. Er zijn, mede gelet op wat in rechtsoverweging 6 is verwoord, geen aanknopingspunten om het bestreden besluit te schorsen totdat een nieuw inspectiebezoek zal hebben plaatsgevonden.
10. Het verzoek zal worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 14 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.