Op 22 juni 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzet tegen een eerdere uitspraak van de verzetrechter. De zaak betreft het verzet van een opposant, die in zijn (aanvullend) verzetschrift op 6 juni 2021 had verzocht om gehoord te worden. De verzetrechter had in zijn eerdere uitspraak van 25 mei 2021 abusievelijk niet onderkend dat de opposant om een zitting had verzocht. Hierdoor was de eerdere uitspraak niet correct en diende deze te worden herzien.
De verzetrechter heeft vastgesteld dat er een kennelijke onjuistheid in de eerdere uitspraak was en heeft besloten deze uitspraak vervallen te verklaren. De verzetrechter heeft vervolgens bepaald dat het verzet alsnog op een zitting behandeld zal worden. Dit besluit is genomen zonder dat de opposant om een zitting had verzocht, maar de verzetrechter heeft dit alsnog noodzakelijk geacht.
De uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, verzetrechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de beslissing van de verzetrechter definitief is.