In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar tegen een besluit van het UWV. Eiseres had op 7 februari 2020 verzocht om een WW-uitkering opnieuw over te maken naar haar beheerrekening, maar dit verzoek werd door het UWV afgewezen in een besluit van 15 april 2020. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 28 mei 2020 eindigde, maar dat het bezwaarschrift pas op 2 september 2020 door het UWV was ontvangen. Eiseres stelde dat het bezwaarschrift op 7 mei 2020 was verzonden, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat het UWV het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.