4.4De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van
16 juni 2020tot en met 22 februari 2021 te Breda,
meermalen,
telkens opzettelijk
heeft verkocht en verstrekt,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
zijnde cocaïne en heroïne en amfetamine en MDMA
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 22 februari 2021 te Breda
opzettelijk aanwezig heeft gehad
-
1.08gram, een materiaal bevattende cocaïne, en
- 115 gram, een materiaal bevattende heroïne en
-
50gram, een materiaal bevattende amfetamine
- ongeveer
58 gram,een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en heroïne en amfetamine en MDMA
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
in de periode van
16 juni 2020tot en met 22 februari 2021 te Breda telkens opzettelijk
heeft verkocht en verstrekt,
- een hoeveelheid hennep en
- een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
op 22 februari 2021 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 515 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
ongeveer
5.945gram, hennep,
zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank heeft ten aanzien van de pleegperiode en de aantallen harddrugs wijzigingen in de tenlastelegging aangebracht. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.