ECLI:NL:RBZWB:2021:3104

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1157
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in proceskosten na gedeeltelijke openbaarmaking van informatie door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

In deze zaak heeft de gemachtigde van verzoekster, een organisatie gevestigd te [vestigingsplaats], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op een verzoek om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verzoekster vroeg om alle documenten vanaf 1 januari 2020 met betrekking tot Fluoxetine en gerelateerde onderwerpen. Op 4 mei 2021 heeft de minister besloten om de gevraagde informatie grotendeels openbaar te maken. Na dit besluit heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht de minister te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, aangezien de minister gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen door de informatie openbaar te maken, er aanleiding is om de minister te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank kwalificeert de zaak als licht, wat betekent dat de kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 267,-. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Daarnaast merkt de rechtbank op dat de minister op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 360,- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een veroordeling daartoe niet nodig is. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en is openbaar gemaakt op 18 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1157 WOB
uitspraak van 18 juni 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[verzoekster]., gevestigd te [vestigingsplaats], verzoekster,

gemachtigde: mr. C.M.P. Peersman,
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.

Procesverloop

De gemachtigde van verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een primair besluit door de minister op het verzoek van verzoekster om alle documenten vanaf 1 januari 2020 over Fluoxetine en/of tekort en/of toestemming en/of parallel en/of magistrale bereiding en/of import en/of onderzoek in relatie tot geneesmiddelen en/of farmaceutische zorg te verstrekken ingevolgde de Wet openbaarheid van bestuur.
Bij besluit van 4 mei 2021 heeft de minister op het verzoek beslist. Besloten is om de gevraagde informatie grotendeels openbaar te maken.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek de minister te veroordelen in de proceskosten. De minister heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 4 mei 2021 dat de minister in ieder geval gedeeltelijk - door de gevraagde informatie grotendeels openbaar te maken - aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding de minister te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 267,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 0,5).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat de minister op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 360,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 267,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 18 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.