ECLI:NL:RBZWB:2021:3103

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
C/02/386516/21-126
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoekster in wrakingsverzoek na mondelinge uitspraak

Op 21 juni 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, in de persoon van de wrakingskamer, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoekster. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere mondelinge uitspraak door de kinderrechter op 3 juni 2021 in een andere zaak. Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek per e-mail ingediend, maar dit verzoek werd als niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek te laat was ingediend, aangezien het verzoek pas na de mondelinge uitspraak was gedaan. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet een wrakingsverzoek tijdig worden ingediend, voordat de behandeling van de zaak door de rechter is beëindigd. De rechtbank benadrukte dat de wet geen mogelijkheid biedt om een rechter te wraken nadat deze de behandeling van de zaak heeft afgesloten.

Daarnaast heeft verzoekster haar wrakingsverzoek niet gemotiveerd, wat ook een vereiste is voor de ontvankelijkheid van een dergelijk verzoek volgens het wrakingsprotocol. De rechtbank besloot daarom om geen mondelinge behandeling van het verzoek te houden, omdat verzoekster niet ontvankelijk was. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier was niet in staat om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Wrakingskamer
Middelburg
zaaknummer / rekestnummer: C/02/386516 / HA RK 21-126
Beslissing van 21 juni 2021 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoekster],wonende te [woonplaats],
verder te noemen verzoekster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de processtukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, zoals opgenomen in het procesdossier van de zaak met zaaknummer C/02/385854 / JE RK 21-1053;
- het wrakingsverzoek van verzoekster, gestuurd per e-mailbericht op 3 juni 2021.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [naam rechter], hierna te noemen de kinderrechter, als behandelend kinderrechter van de zaak met kenmerk C/02/385854 / JE RK 21-1053.

3.De beoordeling

3.1
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelt, op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2
Daarbij moet voorop worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt dient, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3
Voordat tot inhoudelijke behandeling van het verzoek kan worden overgegaan dient te worden beoordeeld of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Het verzoek moet worden gedaan zodra de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. Bovendien moet het wrakingsverzoek zijn ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd.
3.4
In dit geval heeft de kinderrechter op 3 juni 2021 aan het einde van de mondelinge behandeling in aanwezigheid van alle betrokkenen, waaronder verzoekster, in voornoemde zaak mondeling uitspraak gedaan. Verzoekster heeft daarna per e-mail haar wrakingsverzoek ingediend, te weten diezelfde dag (3 juni 2021) om 17.00 uur. Het verzoek is daarom te laat gedaan. Deze omstandigheid moet ertoe leiden dat verzoekster niet in het wrakingsverzoek kan worden ontvangen. Wraking van een rechter is op grond van de wet alleen mogelijk zolang een zaak wordt behandeld door die rechter. De wetgever heeft niet voorzien in de mogelijkheid een rechter te wraken, wanneer deze de behandeling van de zaak heeft beëindigd door het geven van een eindbeslissing. Met die beslissing is iedere verdere bemoeienis van die rechter met de zaak geëindigd.
3.5
Daar komt nog bij dat verzoekster haar verzoek niet heeft gemotiveerd. Ook dit is een vereiste voor de ontvankelijkheid van een wrakingsverzoek ingevolge artikel 4 lid 2 sub c van het wrakingsprotocol.
3.6
Omdat verzoekster kennelijk niet ontvankelijk is in haar verzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 2 sub c en d van het wrakingsprotocol van deze rechtbank (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, ga naar: rechtbank Zeeland-West-Brabant, regels en procedures, wrakingsprotocol).

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven op 21 juni 2021 door mrs. K.M. de Jager, E.K. van der Lende-Mulder Smit en E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
KG
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen