Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 16 januari 2020, waarin het UWV weigerde haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de WIA-uitkering per 21 november 2019 terecht heeft geweigerd. Eiseres had zich in november 2017 ziekgemeld vanwege stress- en spanningsklachten en ontving vanaf 22 februari 2018 een ZW-uitkering. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig is uitgevoerd. De artsen van het UWV hebben vastgesteld dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en dat zij in staat is om met bepaalde beperkingen werkzaamheden te verrichten. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres over haar medische beperkingen, waaronder oogklachten, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de geselecteerde functies voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid passend zijn en dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres een mate van arbeidsongeschiktheid van 0% heeft. Aangezien er geen gronden zijn aangevoerd tegen deze berekening, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken en het griffierecht hoeft niet te worden vergoed.