Uitspraak
Feiten en omstandigheden
Omvang geschil
Wettelijk kader
Bestreden besluit I
Medische beoordeling
Geschiktheid voor de functies
Mate van arbeidsongeschiktheid
.
Bestreden besluit II
Proceskosten en griffierecht
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen twee besluiten van het UWV met betrekking tot de toekenning van een WIA-uitkering aan de werkneemster. Het eerste besluit, genomen op 26 juni 2019, betreft de toekenning van een WIA-uitkering aan de werkneemster, die eerder in dienst was als beleidsmedewerker gezondheidszorg en wegens psychische klachten uitviel. Het tweede besluit, van 9 april 2021, betreft de betaling van de WIA-uitkering als voorschot vanwege inkomsten uit zelfstandige arbeid. De rechtbank heeft op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het onderzoek ter zitting plaatsvond op 18 mei 2021 in Middelburg.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkneemster, die sinds 1 juli 2017 een eigen bedrijf heeft, eerder een WIA-uitkering had gekregen met een mate van arbeidsongeschiktheid van 52,75%. Eiseres betwistte de medische beoordeling van het UWV en stelde dat er geen sprake was van ziekte. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde belastbaarheid van de werkneemster juist was. De rechtbank volgde de conclusie van de verzekeringsartsen dat de werkneemster niet geschikt was voor haar eigen werk en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct was vastgesteld.
De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat het UWV de WIA-uitkering van de werkneemster met ingang van 1 januari 2021 als voorschot kon verstrekken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 18 juni 2021, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.