ECLI:NL:RBZWB:2021:3067

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
02-088692-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens drugshandel en diefstal van elektriciteit

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990 en wonende te [adres], heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door raadsman mr. N. Hendriksen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 juni 2021, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, de tenlastelegging presenteerde. De verdachte werd beschuldigd van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs, het hebben van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging was als bijlage aan het vonnis gehecht.

De rechtbank oordeelde dat de tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verklaring van de medeverdachte werd met de nodige voorzichtigheid behandeld, omdat deze aanzienlijke eigen belangen had bij zijn verklaring. De rechtbank merkte op dat er geen forensisch bewijs was dat de belastende verklaring van de medeverdachte ondersteunde. Bovendien waren er aanwijzingen dat andere personen mogelijk verantwoordelijk waren voor de aanwezigheid van de drugs in de woning van de medeverdachte.

Gelet op het gebrek aan bewijs sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast gelastte de rechtbank de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 960,- aan de verdachte, aangezien dit bedrag niet vatbaar was voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/088692-20
vonnis van de meervoudige kamer van 21 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
bijgestaan door raadsman mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juni 2021, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 9 maart 2018 in Bergen op Zoom zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan
feit 1: het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs;
feit 2: het aanwezig hebben van een hennepkwekerij en een hoeveelheid softdrugs;
feit 3: diefstal met braak van elektriciteit van [naam 1] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op het volgende. In de woning is een agenda aangetroffen die door de verhuurder aan de politie is overhandigd. Van deze agenda blijkt, in samenhang bezien met de stempel in het paspoort van verdachte, dat deze van verdachte is. In deze agenda staan notities over “Teddy’s” en afspraken over drugs. In de woning zijn verdovende middelen aangetroffen in de vorm van teddyberen. De officier van justitie leidt uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , de verklaring van de campingeigenaar dat hij de auto van verdachte vaker en langer bij de woning heeft zien staan en de verklaring van verdachte zelf dat [medeverdachte] af en aan bij de woning kwam, af dat verdachte reeds vanaf twee weken voor de inval door de politie in de woning heeft verbleven. Op grond hiervan kan het volgens de officier van justitie niet anders zijn dan dat verdachte de verdovende middelen voorhanden had. Verdachte verbleef in de woning om dagelijks de planten te verzorgen en daarom houdt de officier van justitie verdachte ook verantwoordelijk voor de aangetroffen hennepkwekerij. Omdat de braak ten behoeve van de diefstal van de elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij eerder heeft plaatsgevonden, acht de officier van justitie de gekwalificeerde diefstal niet bewezen. Wel acht hij bewezen dat verdachte op de pleegdatum de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij heeft gestolen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten kan komen in verband met – kort gezegd – onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen. Mede-verdachte [medeverdachte] heeft weliswaar een belastende verklaring afgelegd over verdachte en zijn rol met betrekking tot de tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte] aanzienlijke eigen belangen heeft bij deze belastende verklaring. Zo heeft [medeverdachte] herhaaldelijk verklaard dat hij uit angst twee hoofdrolspelers in het verhaal niet wil belasten en is voorstelbaar dat hij zichzelf wil vrijpleiten van de in zijn woning aangetroffen harddrugs. De verklaring van [medeverdachte] dient daarom met de nodige behoedzaamheid te worden gebruikt en er dient kritisch te worden gekeken of er voor deze verklaring voldoende steun is te vinden in de overige bewijsmiddelen.
Verdachte heeft uitdrukkelijk ontkend bij de onderhavige strafbare feiten betrokken te zijn geweest. Daarnaast is in deze zaak geen forensisch sporenonderzoek gedaan, zoals dactyloscopisch onderzoek aan de verpakkingen van de aangetroffen verdovende middelen, de tas met harddrugs en de vriezer en evenmin in de hennepkwekerij. Ook overigens ontbreken objectieve (forensische) onderzoeksbevindingen die de belastende verklaring van [medeverdachte] ondersteunen.
Ten slotte kent de rechtbank veel gewicht toe aan het feit dat uit het dossier blijkt dat twee andere personen zeer waarschijnlijk betrokken zijn geweest bij de onderhavige feiten en daarin een significante rol hebben gespeeld. De rechtbank kan onvoldoende uitsluiten dat deze anderen verantwoordelijk zijn voor de aanwezigheid van de verschillende verdovende middelen in de woning van [medeverdachte] .
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de hem tenlastegelegde feiten.

5.De overwegingen omtrent het beslag.

5.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de tenlastegelegde feiten;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 960,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en mr. M. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juni 2021.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 9 maart 2018 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 2956,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of
- ongeveer 1646,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
- ongeveer 95 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine en/of cocaïne,(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 4 Opiumwet)
2.
hij op of omstreeks 9 maart 2018 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 298 hennepplanten en/of 628,9 gram hennep en/of hasjiesh, (telkens) zijnde hennep en/of hasjiesh, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 11 lid 5 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 9 maart 2018 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht).