ECLI:NL:RBZWB:2021:306

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6150
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en terugvordering voorschot

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer die een bijstandsuitkering aanvroeg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiser had op 23 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet, maar deze aanvraag werd op 10 januari 2020 afgewezen. Het college vorderde ook een eerder verstrekt voorschot van € 880,- terug. Eiser voerde aan dat hij geen middelen had om in zijn levensonderhoud te voorzien en dat hij alle relevante stukken had ingediend. Het college stelde echter dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd en dat zijn inkomsten uit zijn onderneming, de Pizzeria, hoger waren dan de bijstandsnorm.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet alle gevraagde bewijsstukken had ingediend, waardoor het college niet in staat was om het recht op bijstand vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat de door eiser opgegeven inkomsten uit zijn onderneming, die in november 2019 een omzet van € 10.000,- en een winst van € 5.000,- genereerde, hoger waren dan de bijstandsnorm. Eiser had de keuze gemaakt om zijn schulden af te betalen met deze inkomsten, wat niet ten laste van de bijstand kon worden gelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de bijstandsaanvraag en de terugvordering van het voorschot.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, in aanwezigheid van griffier M.H.A. de Graaf, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6150 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [plaatsnaam], eiser

gemachtigde: mr. I.P.M.J. Nelemans,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 10 januari 2020 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiser om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet afgewezen en het verstrekte voorschot van € 880,- teruggevorderd.
In het besluit van 12 maart 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 december 2020.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn (waarnemend) gemachtigde mr. P.J. van der Meulen, en [aanwezige college] namens het college.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser heeft op 23 oktober 2019 een aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ingediend.
Bij brief van 30 oktober 2019 heeft het college eiser gevraagd om uiterlijk op 7 november 2019 bewijsstukken in te leveren betreffende zijn vermogen, schulden en enkele ontbrekende pagina’s van zijn huurcontract. Daarnaast is gevraagd om eind november 2019 de urenstaatverantwoording en een inkomstenverklaring in te dienen over de maand november 2019.
Uit inzage bij de Kamer van Koophandel is het college gebleken dat eiser vanaf 10 oktober 2019 vennoot is van [firma] te [plaatsnaam] (hierna: de Pizzeria) en dat eiser de Pizzeria vanaf 1 november 2019 heeft overgenomen en als eenmanszaak heeft voortgezet.
Bij brief van 11 december 2019 is nogmaals aan eiser gevraagd om bewijsstukken in te leveren. Ditmaal betreft het diverse gegevens van en over de Pizzeria en (wederom) de urenstaatverantwoording en inkomstenverklaring over de maand november 2019, in te dienen uiterlijk op 18 december 2019. Tevens is gevraagd om de urenstaatverantwoording en inkomstenverklaring over de maand december 2019 uiterlijk eind december 2019 in te dienen.
Bij brief van eveneens 11 december 2019 heeft het college aan eiser een voorschot op zijn bijstandsuitkering toegekend, ten bedrage van € 880,-.
Bij brief van 23 december 2019 is eiser opnieuw gevraagd ontbrekende bewijsstukken te overleggen, uiterlijk 27 december 2019. Het betreft meerdere gegevens inzake de Vennootschap onder Firma [firma] en de inkomstenverklaringen over de maanden november en december 2019.
Eiser heeft betreffende de Pizzeria uitsluitend de overeenkomst tot overname overgelegd, een kopie van de bankpas van de zakelijke rekening en een print screen van het saldo van de rekening. Op aangeven van eiser is door het college contact opgenomen met zijn boekhouder voor informatie betreffende de Pizzeria.
Bij besluit van 10 januari 2020 (primair besluit) is de aanvraag van eiser afgewezen en het uitbetaalde voorschot teruggevorderd. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat uit informatie van de boekhouder gebleken is dat eisers inkomsten hoger zijn dan de bijstandsnorm. Daarnaast heeft eiser onvoldoende inlichtingen verstrekt, als gevolg waarvan het recht niet kan worden vastgesteld.
2.
Geschil
In geschil is of het college op goede gronden de aanvraag van eiser om een bijstandsuitkering heeft afgewezen en het uitbetaalde voorschot heeft teruggevorderd.
3.
Periode
De te beoordelen periode loopt van 23 oktober 2019 (datum aanvraag) tot 10 januari 2020 (datum afwijzingsbesluit).
4.
Standpunt eiser
Eiser voert aan dat hij geen middelen heeft of heeft gehad om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Na overname van de Pizzeria heeft hij in november en december 2019 uitsluitend schulden gehad en deze schulden (deels) afbetaald. Eiser heeft alle relevante stukken ingediend, zodat het college het recht op een bijstandsuitkering kon vaststellen. Het college was uit eerdere gesprekken al op de hoogte dat eiser de Pizzeria wilde overnemen. Vanaf de start van dit bedrijf had eiser recht op Bijstand voor zelfstandigen (Bbz) en het college had hem daarop moeten wijzen.
5.
Standpunt het college
Het college stelt zich op het standpunt dat eiser nog altijd niet alle gevraagde bewijsstukken heeft ingediend. De ingeleverde bewijsstukken zijn onvoldoende om het recht op bijstand te kunnen vaststellen. Uit telefonisch contact met de boekhouder is gebleken dat de inkomsten van eiser hoger zijn dan de geldende bijstandsnorm. Nu eiser dit niet heeft gemeld, heeft hij de inlichtingenplicht geschonden. Daarnaast is het college van mening dat ook niet ambtshalve hoefde te worden getoetst of eiser in aanmerking komt voor een Bbz-uitkering.
6.
Wettelijk kader
In artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de aanvrager de gegevens en bescheiden verschaft die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
In artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht heeft op bijstand van overheidswege.
In artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
In artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terugvordert voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
In artikel 58, tweede lid, aanhef en onder d, van de Participatiewet is bepaald dat het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kosten van bijstand kan terugvorderen, voorzover de bijstand ingevolge artikel 52 bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat.
7.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de bij eiser opgevraagde stukken relevant zijn voor de vaststelling van zijn recht op bijstand. Eiser heeft onvoldoende inlichtingen verstrekt door niet alle gevraagde bewijsstukken in te leveren. Het college heeft op aangeven van eiser zelf contact opgenomen met zijn boekhouder. Daaruit is gebleken dat de Pizzeria, waarvan eiser eigenaar is, in november 2019 een omzet had van € 10.000,- met een winst van € 5.000,-. Deze winst betreft inkomsten voor eiser en die zijn hoger dan de geldende bijstandsnorm voor een alleenstaande. Dat hij de keuze heeft gemaakt om met dit bedrag (een deel van) zijn schulden af te betalen, en hij hierdoor niet (meer) in zijn levensonderhoud kan voorzien, dient voor zijn rekening en risico te blijven. Hij kan dit niet afwentelen op de bijstand. Hieruit volgt dat eiser geen recht heeft op een bijstandsuitkering. Daaruit volgt ook dat eiser het betaalde voorschot moet terugbetalen.
8.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het college op goede gronden eisers aanvraag om een bijstandsuitkering per 23 oktober 2019 heeft afgewezen en het verstrekte voorschot heeft teruggevorderd. Het bestreden besluit is juist. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 28 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.