In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer die een bijstandsuitkering aanvroeg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiser had op 23 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet, maar deze aanvraag werd op 10 januari 2020 afgewezen. Het college vorderde ook een eerder verstrekt voorschot van € 880,- terug. Eiser voerde aan dat hij geen middelen had om in zijn levensonderhoud te voorzien en dat hij alle relevante stukken had ingediend. Het college stelde echter dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd en dat zijn inkomsten uit zijn onderneming, de Pizzeria, hoger waren dan de bijstandsnorm.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet alle gevraagde bewijsstukken had ingediend, waardoor het college niet in staat was om het recht op bijstand vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat de door eiser opgegeven inkomsten uit zijn onderneming, die in november 2019 een omzet van € 10.000,- en een winst van € 5.000,- genereerde, hoger waren dan de bijstandsnorm. Eiser had de keuze gemaakt om zijn schulden af te betalen met deze inkomsten, wat niet ten laste van de bijstand kon worden gelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de bijstandsaanvraag en de terugvordering van het voorschot.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, in aanwezigheid van griffier M.H.A. de Graaf, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.