In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 februari 2021 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, waarin haar aanvraag voor bijzondere bijstand buiten behandeling werd gesteld. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, het college heeft telefonisch meegedeeld dat het bestreden besluit wordt ingetrokken, waarop verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken en het college heeft verzocht om veroordeling in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen door het intrekken van het bestreden besluit, waardoor de aanvraag weer in behandeling is genomen. De voorzieningenrechter heeft vervolgens geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het college veroordeeld kan worden in de proceskosten van verzoekster. De kosten zijn vastgesteld op € 267,--, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de geringe zwaarte van de zaak.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter het college ook veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,--. De uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 16 juni 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.