Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2021 in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres
Procesverloop
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, die werkzaam was als incassomedewerkster, ontving een Ziektewet-uitkering die per 28 maart 2019 door het UWV werd beëindigd. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 31 mei 2021, waar zowel eiseres als haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.
De rechtbank heeft overwogen dat het UWV op goede gronden de Ziektewet-uitkering van eiseres heeft beëindigd. Eiseres had verschillende medische klachten, waaronder schildklierproblemen, spier- en gewrichtsklachten en depressieve klachten. De verzekeringsarts van het UWV had vastgesteld dat eiseres geschikt was om haar eigen werk te verrichten, en de rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Eiseres had aangevoerd dat haar vermoeidheid en andere klachten haar werkvermogen beperkten, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende medische onderbouwing was voor deze claims.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de Ziektewet-uitkering te beëindigen, werd bevestigd. Eiseres heeft geen proceskostenvergoeding gekregen, omdat het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.