ECLI:NL:RBZWB:2021:304

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5257
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling door UWV

Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van eiseres tegen het UWV over de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 3 februari 2020, waarin haar uitkering per 31 oktober 2019 werd beëindigd. Tijdens de zitting op 14 januari 2021 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M.W.G. Bombeeck. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de beëindiging van de uitkering heeft gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen, die concludeerden dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling in 2019 werd geconcludeerd dat zij niet voldeed aan de criteria voor een IVA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de klachten van eiseres. De rechtbank concludeerde dat eiseres, ondanks haar klachten, niet volledig ongeschikt was voor arbeid en dat de functies die het UWV had geduid, passend waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beëindiging van de WIA-uitkering per 31 oktober 2019.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5257 WIA

uitspraak van 28 januari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.A.L. Timmermans,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 3 februari 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van haar uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 14 januari 2021. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.G. Bombeeck.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als administratief medewerkster voor 36 uur per week. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege psychische klachten en pijnklachten.
Eind januari 2006 heeft het UWV eiseres een WIA-uitkering toegekend. Deze uitkering werd per 1 augustus 2007 beëindigd. Op 22 september 2008 meldde eiseres zich ziek toen zij in het kader van een re-integratietraject werkte als callcenter medewerkster voor Tempo Team (inlener [naam inlener] ). Haar WIA-uitkering is daarop vanaf die datum hervat. Op dat moment nam het UWV aan dat eiseres geen benutbare mogelijkheden voor arbeid had, omdat zij een dagbehandeling volgde voor haar psychische klachten. Vervolgens heeft geen heronderzoek plaatsgevonden tot augustus 2018. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV bij besluit van 5 februari 2019, uitsluitend op basis van een door eiseres ingevuld vragenformulier, aan eiseres een WIA-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, een zogenoemde IVA-uitkering.
Bij brief van 11 juni 2019 is eiseres meegedeeld dat haar recht op een IVA-uitkering zal worden herbeoordeeld.
Deze herbeoordeling heeft geleid tot het besluit van 30 augustus 2019 (primair besluit) waarin het UWV de WIA-uitkering heeft beëindigd met ingang van 31 oktober 2019.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 23 oktober 2019 heeft het UWV eiseres voor een periode van vier maanden vanaf 31 oktober 2019 een bedrag gelijk aan de IVA-uitkering toegekend. Tegen dit besluit heeft eiseres geen bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 31 oktober 2019.
3. In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op de rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en het dossier bestudeerd. Hij heeft in zijn rapport van 15 juli 2019 geconcludeerd dat er bij eiseres geen sprake is van situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’ als bedoeld in artikel 2, lid 5, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, omdat zij niet bedlegerig is, niet adl-afhankelijk is en niet ernstig tekortschiet in haar persoonlijk en sociaal functioneren. Ook is geen sprake van opname of intensieve behandeling in een instelling. De verzekeringsarts rapporteert verder dat eiseres reële fysieke en mentale beperkingen heeft die herleidbaar zijn tot medische stoornissen. Zij is aangewezen op rugsparend werk en werkzaamheden waarbij rekening moet worden gehouden met beperkingen in haar persoonlijk en sociaal functioneren.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 juli 2019.
De verzekeringsarts b&b was aanwezig op de hoorzitting en heeft het dossier bestudeerd waaronder informatie van de behandelend sector. In zijn rapport van 20 januari 2020 stelt hij vast dat bij eiseres al zeer langdurig sprake is van pijnklachten die niet verklaarbaar zijn vanuit de medisch objectiveerbare stoornissen en afwijkingen. Daarnaast is zeer langdurig sprake van psychische klachten die het best omschreven kunnen worden als persoonlijkheidsproblematiek, waarbij afhankelijke en instabiele trekken, passend bij borderline problematiek zijn waargenomen. Ondanks zeer intensieve en langdurige begeleiding van de psychische problematiek is er in de afgelopen tien jaar geen verbetering opgetreden. Naast deze problematiek is er sprake van zeer langdurig gebruik van Oxycodon in een hoge dosering hetgeen een Oxycodon-verslaving doet vermoeden. Een groot deel van de door eiseres ervaren klachten kan samenhangen met het gebruik van deze medicatie. Medicatie heeft tot op heden geen verlichting gebracht van de pijnklachten.
De verzekeringsarts b&b deelt de visie van de primaire verzekeringsarts dat geen sprake is van een medische situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’. De in de FML opgenomen beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren houden in voldoende mate rekening met de onderliggende psychische problematiek en passen bij de persoonlijkheids-problematiek zoals omschreven door de psycholoog, psychotherapeut en psychiater. Aanvullend is op basis van medicatiegebruik en de te verwachten bijwerkingen hiervan aannemelijk dat eiseres is aangewezen op werkzaamheden zonder verhoogd persoonlijk risico. De verzekeringsarts b&b heeft de FML dienovereenkomstig aangevuld onder punt 1.9.9. Ten aanzien van de fysieke omgevingseisen heeft de primaire verzekeringsarts in voldoende mate rekening gehouden met de door eiseres ervaren rugklachten door een relevante beperking aan te nemen ten aanzien van trillingsbelasting. Eiseres is niet onder behandeling voor longproblematiek en uit de informatie van de huisarts blijkt niet dat in het verleden een allergie voor stof of pollen zou zijn vastgesteld, zodat de verzekeringsarts b&b geen reden heeft om aanvullende beperkingen in deze categorie aan te nemen. In de categorie dynamische handelingen heeft de primaire verzekeringsarts relevante beperkingen aangenomen passend bij de aspecifieke rug-, heup- en beenklachten. Aanvullend heeft de verzekeringsarts b&b een lichte beperking aangenomen voor langdurig lopen en veelvuldig traplopen. In de categorie statische houdingen acht hij een aanvullende toelichting op punt 5.2 aan de orde, waarin een langdurig gedwongen zithouding vermeden dient te worden. Eiseres moet tijdens het zitten regelmatig kortdurend kunnen verzitten. Vanuit energetisch en preventief oogpunt acht hij in deze categorie een aanvullende lichte beperking aannemelijk voor langdurig staan (punt 5.3). In de categorie werktijden acht hij eiseres op basis van haar vermoeidheidsklachten beperkt voor het verrichten van werkzaamheden in de nachtelijke uren.
De verzekeringsarts b&b heeft de (aanvullende) beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de FML van 23 januari 2020.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de beperkingen zoals weergegeven in de FML geen recht doen aan haar psychische en lichamelijke klachten. Van oktober 2015 tot januari 2019 heeft eiseres een intensieve EMDR behandeling ondergaan. Deze behandeling is onderbroken door aanhoudende pijn en zal weer worden opgestart zodra zij de energie en stabiliteit heeft om de behandeling weer aan te kunnen. De verzekeringsarts b&b is voorbijgegaan aan de ernst van de problematiek. Verder leiden de posttraumatische stressklachten tot depressieve en angstklachten en deze klachten veroorzaken concentratieproblemen, problemen met het verdelen van aandacht en vermoeidheid. Deze problemen moeten meegenomen worden in de beoordeling en moeten leiden tot beperkingen in de FML. Eiseres is aangewezen op regelmaat en daarom is ze beperkt voor werken in de avond.
Ten aanzien van de lichamelijke klachten voert eiseres aan dat sprake is van een deuk in L1 en discopathie in L3. Ze is moe en uitgeput van de pijn in haar rug en slechte nachtrust. Ze kan geen drukte aan en ze kan niet meer autorijden. Ook is de concentratie slecht. Lopen, staan en zitten zijn altijd pijnlijk en beperkt mogelijk. Ze moet tussendoor liggen en ze vindt dat met de rustmomenten overdag rekening moet worden gehouden. Eiseres gebruikt op advies van haar huisarts het medicijn Oxycodon voor verlichting van de pijnklachten. In de FML dient rekening te worden gehouden met de bijwerkingen ervan zoals vermoeidheid en de invloed op het reactievermogen.
De noodzaak van een urenbeperking is hiermee reeds aangewezen, maar daarnaast vindt eiseres een urenbeperking nodig op energetische en preventieve gronden. De aandoeningen die in de ‘Standaard duurbelastbaarheid in arbeid’ worden genoemd als reden voor een urenbeperking zijn aandoeningen waar eiseres mee kampt. Verder meent eiseres dat de urenbeperking die in 2009 is aangenomen moet worden uitgebreid, omdat de psychische klachten en de rugklachten zijn toegenomen. Eiseres meent dat zij 80-100% arbeidsongeschikt is en dat deze situatie duurzaam is.
Ter onderbouwing van haar stelling heeft eiseres een verslag van de fysiotherapeut en een aanvulling daarop overgelegd. De fysiotherapeut geeft aan dat eiseres wisselende klachten episodes heeft, maar dat haar klachten (pijn richting NRS 8-9) in het dagelijks leven continu aanwezig blijven. De conclusie dat sprake is van verminderde mobiliteit heeft betrekking op de mobiliteit/beweeglijkheid van de gewrichten in de rug. Hij stelt dat de medische stoornis waarschijnlijk invloed heeft op de verminderde mobiliteit, maar hij is geen medicus die dit kan diagnosticeren. Volgens hem is eiseres beperkt in al haar dagelijkse activiteiten. Ze kan geen langdurige activiteiten uitvoeren en moet veel van houding wisselen en haar rust pakken vanwege de pijn.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De verzekeringsartsen hebben eiseres gezien en dossierstudie verricht. Verder is de beschikbare medische informatie, waaronder de informatie die eiseres heeft ingebracht, bij de beoordeling betrokken. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de pijnklachten en de psychische klachten.
De verzekeringsarts b&b is voldoende gemotiveerd ingegaan op de argumenten van eiseres. Zo heeft hij aangegeven dat hij geen concentratieproblemen heeft kunnen vaststellen en deze ook nooit zijn geobjectiveerd door middel van neuropsychologisch onderzoek. Tijdens de hoorzitting was eiseres geconcentreerd aanwezig en alert. Het feit dat zij boeken leest, geeft aan dat zij zich minstens een half uur kan concentreren. De huisarts heeft vermeld dat er een deuk in L1 en een discopathie L3 is geconstateerd, maar dit zijn volgens de verzekeringsarts b&b medisch gezien geen ernstige bevindingen en vormen geen verklaring voor de rugklachten van eiseres. Er is geen medische informatie over beschadigde nekwervels of borstwervels overgelegd.
De verzekeringsarts b&b heeft ook voldoende onderbouwd waarom er geen aanleiding is om een urenbeperking aan te nemen. Niet aannemelijk is geworden dat eiseres voldoet aan de criteria op grond van de ‘Standaard duurbelastbaarheid in arbeid’. Er is immers geen sprake van een stoornis in de energiehuishouding of van een aandoening waarvan bekend is dat deze veelal met een verlies van energie gepaard gaat. Evenmin is sprake van medisch noodzakelijke rustmomenten overdag, een verminderde beschikbaarheid voor arbeid op basis van intensieve behandeling, of een noodzaak tot een urenbeperking uit preventief oogpunt. Wel meent hij dat eiseres beperkt is om te werken in de nachtelijke uren en in de avond, om te zorgen dat zij op vaste tijden haar rust kan nemen. Eiseres heeft haar stelling dat wel sprake is van in de Standaard genoemde aandoeningen niet (met medische stukken) onderbouwd. De omstandigheid dat in de FML van 12 maart 2009 wel een urenbeperking tot 20 uur is opgenomen, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Niet alleen is een verzekeringsarts niet gebonden aan het oordeel van een collega verzekeringsarts in een eerdere procedure, bovendien heeft de verzekeringsarts in 2009 de (medisch geobjectiveerde) noodzaak van een urenbeperking niet onderbouwd.
De rechtbank overweegt voorts dat het bij de beoordeling in het kader van de WIA gaat om de objectief medisch vastgestelde beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. Dit betekent dat objectief medische beperkingen moeten worden vastgesteld om iemand arbeidsongeschikt te achten in de zin van de WIA. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Andere beperkingen hebben de verzekeringsartsen niet kunnen vaststellen en deze zijn ook niet gebleken uit de beschikbare medische informatie. Aan de subjectieve beleving van eiseres van haar klachten kan in het kader van de WIA geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Hoewel de rechtbank er op zich niet aan twijfelt dat eiseres pijnklachten, vermoeidheidsklachten en psychische klachten ervaart, moet zij dan ook concluderen dat eiseres, ondanks deze klachten, toch niet volledig ongeschikt kan worden geacht voor het verrichten van arbeid.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De fysiotherapeut geeft terecht aan dat hij geen medicus is die een diagnose kan stellen. Het standpunt dat eiseres geen langdurige activiteiten kan uitvoeren, veel van houding moet wisselen en haar rust moet pakken vanwege de pijn, is gebaseerd op de (subjectieve) pijnklachten van eiseres die niet volledig geobjectiveerd kunnen worden. Volgens de verzekeringsarts b&b vormen de minimale afwijkingen in de lumbale wervelkolom geen medische onderbouwing om aanvullende beperkingen te stellen. De rechtbank ziet in de informatie van de fysiotherapeut onvoldoende grond om aan dit standpunt te twijfelen.
Tot slot is de enkele stelling van eiseres dat in verband met de gebruikte medicatie, oxycodon, meer beperkingen en met name een urenbeperking aangenomen had moeten worden, onvoldoende om te twijfelen aan de volledigheid van de door de verzekeringsarts b&b aangenomen beperkingen (vanwege het medicijngebruik is specifiek een beperking tot werkzaamheden zonder verhoogd persoonlijk risico en vanwege vermoeidheidsklachten en slaapproblemen ook een beperking ten aanzien werken in de nachtelijke uren en avond aangenomen).
Niet gebleken is dat in de FML van 23 januari 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: archiefmedewerker (Sbc‑code 315132), medior soldering operator (Sbc-code 111180) en wikkelaar (Sbc‑code 267053).
De reservefunctie van kasten-afbouwmonteur wordt gelet op de gewijzigde FML niet langer geschikt geacht. De primair geduide functies zijn wel nog steeds passend, zodat het vervallen van de reservefunctie geen invloed heeft op de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid.
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat de belastbaarheid wordt overschreden.
In de functie van archiefmedewerker wordt de belastbaarheid volgens haar overschreden op de aspecten 1.9.2, 1.9.5 en 1.9.6. Eiseres is aangewezen op routine terwijl in de functie van archiefmedewerker sprake is van persoonlijke invulling. Verder is een ‘klant- en servicegerichte en flexibele opstelling’ vereist, maar eiseres is beperkt ten aanzien van ‘flexibel inspelen op uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud’ en ‘storingen en onderbrekingen’.
Ten aanzien van de functie van medior soldering operator voert eiseres aan dat zij de Engelse taal onvoldoende beheerst om de opleiding te kunnen volgen. Verder kan eiseres niet langdurig achtereen zitten (5.2.1) en gebogen en/of getordeerd actief zijn (5.6.0).
In de functie van wikkelaar wordt volgens eiseres de belastbaarheid overschreden op de aspecten duwen/trekken (4.13.1) en zitten (5.2.1).
5.3
De rechtbank heeft de belasting van de geduide functies vergeleken met de FML en heeft daarbij de toelichting betrokken die de arbeidsdeskundigen hebben gegeven bij de mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid. De arbeidsdeskundige b&b heeft op 28 augustus 2020 gerapporteerd dat het feit dat eiseres is aangewezen op routine-afhankelijkheid en beperkt is ten aanzien van flexibiliteit, niet in de weg staat aan de geschiktheid voor de functie van archiefmedewerker. De invulling van de functie wordt slechts voor een beperkt deel aan de functionaris overgelaten. De opdrachten in deze functie zijn concreet en niet erg ingewikkeld, er is een duidelijke structuur in de werkzaamheden en er is geen sprake van steeds veranderende prioriteiten. De belastbaarheid van eiseres wordt op de punten 1.9.2 en 1.9.5 niet overschreden. Verder ziet de arbeidsdeskundige b&b geen knelpunt ten aanzien van de beperking van eiseres om storingen en onderbrekingen toe te laten (1.9.6), omdat het werkproces weinig tussentijdse verstoringen en onderbrekingen geeft. Er is geen sprake van externe omstandigheden die tijdens het regulier uitvoeren van de werkzaamheden het normale verloop van het werkproces verstoren.
Ten aanzien van de functie van medior soldering operator heeft de arbeidsdeskundige b&b gerapporteerd dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres de Engelse taal onvoldoende beheerst om de opleiding te kunnen volgen, aangezien zij diploma’s heeft behaald voor de Mavo- en Mbo-opleiding met Engels in haar vakkenpakket. Omdat men in deze functie regelmatig kan vertreden, is er geen sprake van overschrijding van de belastbaarheid op het aspect zitten (5.2.1). Op het aspect gebogen/getordeerd actief zijn (5.6.0) ziet de arbeidsdeskundige evenmin een knelpunt, omdat eiseres hierop niet beperkt is en er geen sprake is van een extreme belasting. De buiging van 30 graden is aanmerkelijk geringer dan de normaalwaarde van 90 graden, waartoe eiseres in staat is. Daarnaast is de aaneengesloten duur ook minder dan de normaalwaarde van 5 minuten.
In de functie van wikkelaar kan men regelmatig vertreden en het zitten wordt afgewisseld met staan en lopen. Volgens de arbeidsdeskundige b&b is er dan ook geen sprake van overschrijding van de belastbaarheid op het aspect zitten (5.2.1). De belasting ten aanzien van duwen/trekken (4.13.1) ligt binnen de mogelijkheden van eiseres, aangezien zij in staat is tot een kracht van 10 kgf en het in de functie van wikkelaar gaat om een belasting van 5‑10 kgf bij het voortbewegen van een buffetkar over een afstand van maximaal 60 meter.
De rechtbank vindt deze motivering van de arbeidsdeskundige b&b concludent en inzichtelijk. De rechtbank is er op grond hiervan voldoende van overtuigd dat de belastbaarheid van eiseres in deze functies niet wordt overschreden. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd dus geen reden om aan dit standpunt te twijfelen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 9,01%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 31 oktober 2019 heeft vastgesteld op 9,01%
.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 31 oktober 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 28 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.