ECLI:NL:RBZWB:2021:2981
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs na gebruik van lachgas en cannabis
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door het CBR op basis van een besluit van 30 juli 2020, dat was gebaseerd op eerdere aanhoudingen en psychologische onderzoeken. De eiser had bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar het CBR verklaarde het bezwaar ongegrond in een besluit van 2 september 2020. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 20 mei 2021, waar de gemachtigde van de eiser en een vertegenwoordiger van het CBR aanwezig waren.
De rechtbank heeft overwogen dat het CBR terecht het rijbewijs van de eiser ongeldig heeft verklaard. De eiser had in het verleden gebruik gemaakt van lachgas en cannabis, en de rechtbank oordeelde dat de rapporten van de psychiaters die de eiser hadden onderzocht, voldoende basis vormden voor de conclusie dat de eiser niet geschikt was om te rijden. De rechtbank wees erop dat de eiser geen concrete aanknopingspunten had aangedragen om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de rapporten. Bovendien werd de stelling van de eiser dat er sprake zou kunnen zijn van een vals positieve test niet onderbouwd.
De rechtbank concludeerde dat het CBR op basis van de diagnose drugsmisbruik in ruime zin, zoals vastgesteld door de psychiaters, gehouden was om het rijbewijs van de eiser ongeldig te verklaren. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de strikte regelgeving omtrent de geschiktheid voor het besturen van voertuigen in verband met het gebruik van psychoactieve middelen.