ECLI:NL:RBZWB:2021:2957

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 19_5114
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuiskosten na gedwongen verhuizing

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor verhuiskosten, die zij had gemaakt na een gedwongen verhuizing. Het college had deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten volgens hen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en eiseres niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 17 oktober 2018 een aanvraag voor bijzondere bijstand heeft ingediend, nadat zij op 2 oktober 2018 haar woning had moeten verlaten. De rechtbank oordeelde dat eiseres al geruime tijd op de hoogte was van de dreiging van uitzetting en dat zij had moeten reserveren voor de verhuiskosten. De rechtbank concludeerde dat de verhuiskosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, omdat eiseres zelf had bijgedragen aan de situatie die tot de verhuizing leidde.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag door het college bevestigd. Eiseres had niet voldoende bewijs geleverd dat de verhuizing onvoorzienbaar was en dat zij niet in staat was om voor de kosten te reserveren. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5114 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 14 november 2018 (primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor verhuiskosten afgewezen. De kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Zij dienen bestreden te worden uit het periodieke inkomen, zelfs een inkomen op bijstandsniveau. Er zijn geen bijzondere omstandigheden om alsnog tot bijstandverlening over te gaan.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. In het besluit van 27 augustus 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit, onder verwijzing naar het advies van Commissie Sociaal Domein, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 30 april 2021. Hierbij waren aanwezig eiseres, en [aanwezige namens college] namens het college.

Overwegingen

1.
Feiten
Op 17 oktober 2018 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand voor de kosten in verband met een gedwongen verhuizing. Zij heeft toegelicht dat zij uit haar huis is gezet waardoor zij met spoed moest verhuizen. De verhuiskosten, inclusief het opslaan van de inboedel bij de verhuizer, bedragen in totaal € 2.569,65.
In het rapport van 14 november 2018 heeft verweerder de aanvraag beoordeeld. Uit aanvullende informatie blijkt dat eiseres in een rechtszaak is verwikkeld geraakt met haar verhuurder. Eiseres heeft daarover verklaard dat het een lange strijd is geweest en dat de verhuurder heeft geprobeerd te schikken met het voorstel dat eiseres nog één jaar in de woning zou mogen blijven wonen en de huurovereenkomst daarna zou worden ontbonden. Eiseres heeft dit geweigerd. Op 28 september 2018 heeft de rechtbank uitspraak gedaan, waarbij eiseres in het ongelijk is gesteld en zij op 2 oktober 2018 haar woning heeft moeten verlaten. In het rapport is geconcludeerd dat de verhuizing weliswaar noodzakelijk was, maar ook voorzienbaar, omdat eiseres al enige tijd wist dat de kans bestond dat zij uit haar woning gezet zou worden. Zij had dus voor deze kosten kunnen reserveren.
Het college heeft het verzoek om bijzondere bijstand voor verhuiskosten afgewezen en dit standpunt gehandhaafd in het bestreden besluit.
2.
Geschil
In geschil is of het college op goede gronden het verzoek van eiseres om bijzondere bijstand voor verhuiskosten heeft afgewezen.
3.
Wettelijk kader
In artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet is, voor zover hier van belang, bepaald dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.
Standpunt eiseres
Eiseres voert aan dat het college zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de verhuizing voorzienbaar was. Zij heeft zich niet op de huisuitzetting kunnen voorbereiden. Zij woonde al tientallen jaren op het adres aan de [straatnaam] . In oktober 2017 heeft zij de bodemprocedure tegen de verhuurder nog gewonnen. Vervolgens is in augustus 2018 geheel onverwacht door de verhuurder een nieuw kort geding gestart. Vanwege een wissel van advocaten op het laatste moment, was er onvoldoende tijd en gelegenheid om alle aantijgingen gedegen te weerleggen, en zodoende is de vordering tot ontruiming uiteindelijk toegewezen. Zij had slechts drie dagen om de woning te verlaten en heeft toen haar spullen in de opslag gedaan met het idee dat zij later toch weer terug in haar woning zou mogen gaan. Dit is volgens eiseres een onvoorziene (bijzondere) omstandigheid. Zij heeft in beroep de vonnissen van 2017 en 2018 overgelegd.
5.
Standpunt college
Het college stelt zich op het standpunt dat eiseres haar stelling dat de verhuizing onvoorzien was waardoor zij niet voor de kosten heeft kunnen reserveren, onvoldoende met objectieve en verifieerbare gegevens heeft onderbouwd. Vaststaat dat eiseres al gedurende 18 jaar ingeschreven is als woningzoekende, waarbij het in de lijn der verwachtingen ligt dat zij dan ook voor de kosten in verband met een mogelijke verhuizing reserveert. Bovendien heeft eiseres zelf te kennen gegeven dat de verhuurder haar had aangeboden nog een jaar langer in de woning te kunnen blijven wonen. Indien eiseres daarvan gebruik had gemaakt dan had zij des te meer rekening kunnen houden met de in verband met de verhuizing opkomende kosten.
6.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de kosten van woninginrichting en verhuizing, volgens vaste rechtspraak, behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Er wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat die kosten niet uit algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. [1]
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich voordoen. Tussen partijen is in geschil of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat de verhuiskosten niet uit algemene bijstand kunnen worden voldaan. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een plotselinge verhuizing, waardoor de daarmee samenhangende kosten zich opeens voordeden. Zij heeft ter zitting verklaard dat haar verhuurder haar al tien jaar uit de woning wilde hebben.
In oktober 2017 heeft de kantonrechter vonnis gewezen, waarbij eiseres weliswaar niet uit haar huis is gezet, maar wel van de kantonrechter een ernstige waarschuwing heeft gekregen haar grievende gedrag naar haar buren te staken. Eiseres was daarom in ieder geval vanaf 2017 op de hoogte van een concrete dreiging tot uitzetting. Vervolgens heeft de kantonrechter op 15 augustus 2018 bepaald dat eiseres haar woning binnen zes weken moest ontruimen. Eiseres heeft nog geprobeerd ontruiming te voorkomen, maar de kantonrechter heeft die vordering op 29 september 2018 afgewezen. Uit de diverse vonnissen van de kantonrechter maakt de rechtbank op dat eiseres in ieder geval een bijdrage heeft gehad in het al langer lopende conflict met de verhuurder en de overige huurders en buurtbewoners.
Naar het oordeel van de rechtbank had eiseres rekening moeten houden met een verhuizing en daarvoor ook moeten reserveren. Eiseres verklaart immers zelf dat de verhuurder haar al jaren weg wilde hebben en vanaf oktober 2017 is deze dreiging zeer concreet geworden.
Het feit dat de vordering in 2017 nog is afgewezen, maakt niet dat zij erop kon vertrouwen dat dat bij een later kort geding, zoals in dit geval in 2018, weer zou gebeuren. De verhuiskosten waren niet onvoorzienbaar, nu eiseres zelf (mede) heeft bijgedragen aan de uithuiszetting. Haar stelling dat zij als alleenstaande met twee kinderen niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten, heeft zij niet aannemelijk gemaakt en evenmin met bewijsstukken onderbouwd.
7.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het college op goede gronden de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor verhuiskosten heeft afgewezen, omdat deze kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 11 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4406.