ECLI:NL:RBZWB:2021:2952

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
02/019196-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 144 kilogram hennep

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 144 kilogram hennep op 22 januari 2019 in Tilburg. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 juni 2021, waarbij de officier van justitie, mr. E. Verhoeven, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte, die in het pand aanwezig was waar de hennep werd aangetroffen, ontkende wetenschap te hebben van de drugs. De rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig, gezien de camerabeelden en getuigenverklaringen die de betrokkenheid van de verdachte bevestigden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk de hennep aanwezig had en dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van 11 maanden op, met aftrek van de tijd die in voorarrest was doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de overschrijding van de redelijke termijn en het strafblad van de verdachte. Daarnaast werden verschillende in beslag genomen voorwerpen, waaronder telefoons en een bestelauto, behandeld in de beslissing. De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde bewezen en sprak de verdachte vrij van andere beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/019196-19
vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats]
wonende te ( [adres 1]
raadsman mr. K.B.H. Welvaart, advocaat te Maastricht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 juni 2021, waarbij de officier van justitie, mr. E. Verhoeven, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 22 januari 2019 te Tilburg samen met anderen circa 144 kilogram hasj/hennep in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 144 kilogram hasj/hennep. De officier van justitie gebruikt daarbij onder meer de bevindingen van de politie ter plaatse, de beschrijving van de camerabeelden van het nabij gevestigde bedrijf [bedrijf] en de getuigenverklaring van [getuige] (hierna: [getuige] ) voor het bewijs. De verklaring van verdachte, dat hij geen wetenschap had van de aangetroffen hasj/hennep, acht de officier van justitie onder de gegeven omstandigheden ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
In de optiek van de verdediging kan de verklaring van getuige [getuige] , inhoudende dat de man op de aan hem getoonde foto degene was die zei dat zij ervandoor moesten gaan toen de politie kwam, niet als betrouwbaar worden beschouwd, omdat deze getuige op andere onderdelen ook niet naar waarheid heeft verklaard en er slechts gebruik is gemaakt van een enkelvoudige fotoconfrontatie aan de hand van een zwart/wit foto van verdachte. Daarom dient deze verklaring te worden uitgesloten van het bewijs. Ook overigens is er geen bewijs dat verdachte wetenschap had van de aangetroffen hasj/hennep, zodat niet kan worden bewezen dat sprake was van opzet op de aanwezigheid ervan. De verdediging bepleit daarom vrijspraak van het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 22 januari 2019 heeft de politie in het pand aan de [adres 2] te Tilburg vier dozen aangetroffen met daarin in totaal 136 gesealde pakketten. Uit onderzoek is gebleken dat er in deze gesealde pakketten in totaal 144,44 kilogram gedroogde henneptoppen zaten. Hennep betreft een verdovend middel als vermeld in Lijst II van de Opiumwet.
De verklaring van verdachte, dat hij geen wetenschap had van de aangetroffen softdrugs en in de veronderstelling was dat er slechts motoren werden gebracht, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde, gelet op de hierna weergegeven bevindingen.
Verdachte was de huurder en gebruiker van het pand. Ten tijde van het binnentreden door de politie was verdachte in het pand aanwezig. De camerabeelden wijzen uit dat voor 7:52 uur geen enkele beweging zichtbaar is bij het pand, dat de Mercedes Sprinter om 07:52 uur bij het pand arriveerde en dat kort erna verdachte in zijn Fort Transit aan kwam bij het pand. Dit wordt ook door verdachte bevestigd. Uit de camerabeelden blijkt ook dat de roldeur open gaat en dat vervolgens de Mercedes Sprinter naar binnen wordt gewenkt. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij dat heeft gedaan. Kort erna arriveerde een Peugeot Partner bij het pand, waarvan [naam] de bestuurder bleek te zijn. Hieruit stapten ook nog twee andere personen die tassen bij zich droegen. De rechtbank gaat er vanuit dat het hier gaat om twee van de drie mannen die later uit het pand van verdachte zijn weggerend toen de politie ter plaatse kwam. Ook blijkt uit de camerabeelden dat op enig moment iets vanuit de Peugeot Partner van [naam] werd overgegeven aan een ander persoon en dat er iets vanuit de Fort Transit van verdachte in de Peugeot Partner van [naam] werd gelegd. Verder werden de Peugeot Partner van [naam] en de Ford Transit van verdachte op enig moment van plaats verwisseld. Naar het oordeel van de rechtbank wijzen deze bevindingen erop dat er tussen verdachte en de andere mannen intensiever contact is geweest dan dat verdachte heeft doen voorkomen. Daar komt bij dat de getuige [getuige] , van wie vast staat dat hij een van de drie wegrennende mannen is geweest, verdachte heeft aangewezen als de persoon die tegen hen zei dat zij moesten wegrennen toen de politie arriveerde.
Onderzoek heeft ook uitgewezen dat de eerdergenoemde Mercedes Sprinter enkele weken van tevoren de overtocht heeft gemaakt van Dover naar Calais, waarin drie motoren werden vervoerd. De dozen, waarin de gesealde pakketten met henneptoppen zaten, stonden direct achter dit voertuig op de grond. In de directe nabijheid van deze dozen en het voertuig is een briefje aangetroffen waarop onder meer het cijfer 136 stond vermeld. Dit komt overeen met het aantal pakketten dat in de loods is aangetroffen. Voorts werden in de nabijheid van de dozen en het voertuig twee rollen folie aangetroffen, die identiek waren aan de folie om de pakketten met henneptoppen. In de Mercedes Sprinter is verder een verborgen ruimte aangetroffen en onderzoek heeft uitgewezen dat de aangetroffen pakketten exact in deze verborgen ruimte pasten.
Uit deze bevindingen leidt de rechtbank af dat de pakketten in het pand zijn ingepakt en dat het de bedoeling was om deze pakketten met dit voertuig te vervoeren. Dit versterkt het beeld dat verdachte moet hebben geweten van de aangetroffen pakketten met henneptoppen.
Het verweer van de verdediging, dat de getuigenverklaring van [getuige] niet voor het bewijs kan worden gebruikt, wordt door de rechtbank verworpen. Achter deze getuigenverklaring in het dossier van de rechtbank bevindt zich een pagina met een afbeelding van verdachte in kleur. De rechtbank houdt het er daarom voor dat dit de foto is die door de rechter-commissaris is getoond aan de getuige en niet een zwart/wit foto, zoals de verdediging heeft beweerd. Het enkele feit dat er gebruik is gemaakt van een enkelvoudige fotoconfrontatie doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid daarvan. Ook de enkele omstandigheid dat de getuige over zijn eigen rol wisselend heeft verklaard, betekent niet dat zijn verklaring reeds om die reden in het geheel onbetrouwbaar is, zoals de verdediging ook heeft beweerd. Goed mogelijk is immers dat [getuige] heeft verklaard zoals hij heeft gedaan om zichzelf te ontlasten. Er zijn geen aanwijzingen dat [getuige] er belang bij heeft om onbetrouwbaar te verklaren over de rol van verdachte. De rechtbank constateert verder dat ook verdachte wisselend heeft verklaard. Aanvankelijk had verdachte immers ontkend dat hij de roldeur van het pand had geopend en het voertuig had binnengelaten, ondanks dat uit de camerabeelden anders bleek. Pas ter terechtzitting heeft hij op dit punt zijn verklaring aangepast. Ook heeft hij eerst toen te kennen gegeven dat hij er vanuit ging dat er alleen motoren werden gebracht die zouden moeten worden ingevoerd. Deze stelling heeft hij echter op geen enkele manier geconcretiseerd of onderbouwd, terwijl dit van hem wel kon en mocht worden verwacht. Het had voor de hand gelegen als verdachte (de volgens hem bestaande) correspondentie met betrekking tot de bedoelde invoer had overgelegd.
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen en vanwege het gebrek aan een nadere en verifieerbare toelichting van verdachte over onder meer de andere personen die in zijn pand aanwezig waren en de reden van hun aanwezigheid ter plaatse, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wel degelijk opzet heeft gehad op de aanwezigheid van de aangetroffen henneptoppen.
Uit voormelde bevindingen volgt naar het oordeel van de rechtbank ook dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd en dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking bij het plegen van dit feit tussen verdachte en de anderen, waaraan verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 januari 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 144 kg hennep, zijnde
hennepeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het bewezen geachte feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 121 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht. De officier van justitie heeft bij de strafeis onder meer rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) van toepassing is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het feit komt, stelt de verdediging dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en met artikel 63 Sr.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van ongeveer 144 kilogram hennep. Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Daarom is de verstrekking van softdrugs aan banden gelegd. Door de handelwijze van verdachte wordt dit restrictieve beleid doorkruist. Ook ontstaat door de handel in softdrugs schade en overlast voor de samenleving, doordat criminaliteit erdoor in de hand wordt gewerkt. In de handel van softdrugs gaan immers grote geldbedragen om, die vervolgens in het zwartgeldcircuit verdwijnen. De rechtbank acht het daarom een ernstig feit.
Bij de bepaling van de strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Op grond van die oriëntatiepunten kan aan een first offender voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid softdrugs zoals in deze zaak is aangetroffen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden worden opgelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 4 februari 2021, waaruit kan worden afgeleid dat hij al eerder is veroordeeld voor drugsgerelateerde feiten. De rechtbank zal dat in strafverzwarende zin meewegen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. In strafverlagende zin weegt de rechtbank mee dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Het betreft een overschrijding van minder dan 6 maanden. Daarom zal er gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt een strafkorting worden toegepast van ongeveer 5%. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat artikel 63 Sr. in deze zaak van toepassing is.
Alles tegen elkaar afwegende zal de rechtbank, in afwijking van de strafeis, aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om daarvan een deel voorwaardelijk op te leggen.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, omdat deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen:
  • 1 STK telefoontoestel met beschermhoesje van het merk iPhone met goednummer G1987526;
  • 1 STK telefoontoestel van het merk iPhone met goednummer G1987533.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet dan wel dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van de voorwerpen:
  • 1 STK hennep, 144,440 kilogram met goednummer G1987299;
  • 1 STK bestelauto van het merk Mercedes met Bulgaars kenteken [kenteken] met verborgen ruimte met goednummer G1987045.
7.3
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de volgende in beslag genomen voorwerpen, nu op dit moment niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt:
  • 1 STK motorfiets van het merk KTM 990sd met goednummer G1987047;
  • 1 STK motorfiets van het merk Mercedes met goednummer G1987053.

8.De wettelijke voorschriften

Deze beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht
en de artikelen 3, 11 en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 11 (elf) maanden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in
voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 STK telefoontoestel met beschermhoesje van het merk iPhone met goednummer G1987526;
  • 1 STK telefoontoestel van het merk iPhone met goednummer G1987533;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 STK hennep, 144,440 kilogram met goednummer G1987299;
  • 1 STK bestelauto van het merk Mercedes met Bulgaars kenteken [kenteken] met verborgen ruimte met goednummer G1987045;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 STK motorfiets van het merk KTM 990sd met goednummer G1987047;
  • 1 STK motorfiets van het merk Mercedes met goednummer G1987053.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. Hoekstra, voorzitter, mr. D. van Kralingen en
mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 juni 2021.
Mr. Hoekstra en mr. Van Kralingen zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.