ECLI:NL:RBZWB:2021:2935

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6404
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tegen het CBR

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft verzoeker de Rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht om het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) te veroordelen tot vergoeding van zijn schade. De zaak, geregistreerd onder nummer BRE 20/6404, betreft een verzoek om proceskostenvergoeding na een zitting die op 18 februari 2021 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting is het onderzoek geschorst om verzoeker de gelegenheid te geven zijn schadeclaim nader te onderbouwen. Op 30 maart 2021 heeft het CBR aan verzoeker meegedeeld bereid te zijn een bedrag van € 929,59 te betalen, inclusief € 179,-- voor het betaalde griffierecht. Verzoeker heeft vervolgens zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het CBR in de proceskosten, met name de reiskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. In de overwegingen van de rechtbank wordt gesteld dat, hoewel het CBR gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan verzoeker, er geen aanleiding is om het CBR te veroordelen in de proceskosten. Dit komt omdat verzoeker zijn schadeclaim pas in beroep nader heeft onderbouwd. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot veroordeling in de proceskosten afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 11 juni 2021. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6404 WVW
uitspraak van 11 juni 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[verzoeker], te [plaatsnaam], verzoeker

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om het CBR te veroordelen tot vergoeding van zijn schade.
Op 18 februari 2021 heeft er een zitting plaatsgevonden. Het onderzoek ter zitting is geschorst om verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn schadeclaim nader te onderbouwen.
Met de brief van 30 maart 2021 heeft het CBR aan verzoeker meegedeeld bereid te zijn een bedrag van € 929,59 te betalen. In dit bedrag is ook een bedrag van € 179,-- opgenomen ter vergoeding van het betaalde griffierecht.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het CBR te veroordelen in de proceskosten (reiskosten). Het CBR heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:94, eerste lid van de Awb, kan de rechtbank, indien het verzoek wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Hoewel het CBR gedeeltelijk is tegemoetgekomen aan verzoeker, bestaat er geen aanleiding het CBR te veroordelen in de proceskosten van verzoeker. Verzoeker heeft immers pas in beroep zijn schadeclaim nader onderbouwd. Het verzoek tot veroordeling in de proceskosten zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 11 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.