ECLI:NL:RBZWB:2021:2931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
02-086378-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplichtigheid aan het binnenbrengen, bezit en vervoer van hennep met onvoldoende bewijs van wetenschap en opzet

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het vervoeren, aanwezig hebben en binnenbrengen van hennep. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte medeplichtig was aan het vervoeren van 37,4 kilogram hennep vanuit Spanje naar Nederland, en dat hij betrokken was bij het huren van een garagebox waar de hennep werd opgeslagen. De verdediging voerde echter aan dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de invoer of het vervoer van de hennep, en dat de hennep al in beslag was genomen voordat de verdachte enige betrokkenheid had kunnen hebben.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de hennep op 28 november 2018 in Nijmegen in beslag was genomen en dat de verdachte niet betrokken was bij de invoer vanuit Spanje. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet van de verdachte, en dat de handelingen die na de inbeslagname plaatsvonden, niet konden worden aangemerkt als medeplichtigheid aan het vervoer. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de hoeveelheid hennep die na de inbeslagname was doorgelaten, niet kon worden vastgesteld als groter dan de strafbaar gestelde 30 gram. Daarom heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken, vooral in gevallen van medeplichtigheid aan drugshandel, en bevestigt dat handelingen na inbeslagname niet kunnen leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het vervoer van verdovende middelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-086378-20
vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1997, te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda.
Mr. A.W.A.P. Doesburg, advocaat in Breda, heeft ter zitting waargenomen
voor mr. E.M.J. Thomas.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 mei 2021, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte medeplichtig is aan het vervoeren van 37,4 kilogram hennep naar en in Nederland en medeplichtig is aan het aanwezig hebben ervan.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is aan het vervoeren dan wel aanwezig hebben van 37,4 kilogram hennep. Hij baseert zich daarbij op het feit dat [verdachte] degene is die de garagebox huurde op naam van [naam 1] . De verhuurder van de loods had ook contact gehad met het telefoonnummer van verdachte. Verdachte was degene die de huur van de loods in de [adres] drie maanden vooruit heeft betaald. Daarnaast heeft hij kort na de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte] nog geprobeerd om telefonisch contact met hem te krijgen. Deze omstandigheden bij elkaar maken dat de officier van justitie meent dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de ten laste gelegde medeplichtigheid.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de medeplichtigheid aan de invoer, het vervoeren en het aanwezig hebben van 37,4 kilogram hennep. De hennep is ingevoerd vanuit Spanje en wordt aangetroffen bij de transporteur in Nijmegen. Er is geen bewijsmiddel in het dossier dat wijst op enige betrokkenheid van verdachte bij dit transport. Ten aanzien van de medeplichtigheid voor zover dat ziet op Tilburg is er geen bewijsmiddel waaruit blijkt dat verdachte wist waar de loods voor gebruikt zou worden. Verdachte heeft weliswaar de huur van de garagebox betaald, maar dat maakt nog niet dat hij wist waar de loods voor gebruikt zou worden. Het opzet of voorwaardelijk opzet kan niet bewezen worden en daarom dient vrijspraak te volgen.
Ten slotte is betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte medeplichtig is aan het genoemde vervoer dan wel aanwezig hebben van 37,4 kilogram hennep. Deze hoeveelheid is weliswaar in Nijmegen binnengekomen, maar daar heeft de politie na inbeslagname een gecontroleerd transport met - zo blijkt uit het proces-verbaal - een kleine hoeveelheid hennep vervoerd naar Tilburg. De totale hoeveelheid van 37,4 kilogram kan dan niet meer worden meegenomen voor het bewijs. Verdachte had niet meer de beschikkingsmacht over deze hoeveelheid. De verdediging heeft in dit kader verwezen naar jurisprudentie van de Hoge Raad (o.a. ECLI: HR:1998:ZD1300). Ook om die reden dient vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 28 november 2018 kwam er een melding binnen dat er bij een transporteur in Nijmegen een hoeveelheid verdovende middelen, afkomstig uit Spanje, was aangetroffen. Op een pallet lagen kussenboxen met daarin plastic zakken met henneptoppen. De lading was bestemd voor [naam 1] en het afleveradres betrof [adres] in Tilburg. De hennep werd gewogen en het totaalgewicht bedroeg op dat moment 37,4 kilogram. De hennep is in Nijmegen in beslag genomen. Besloten werd de volgende dag, op 29 november 2018, een kleine hoeveelheid af te laten leveren op het adres [adres] te Tilburg door een transporteur en een politieagent. In de [adres] werd de chauffeur van het transport aangesproken door mevrouw [naam 2] die naar de lading vroeg. [naam 2] was daar samen met medeverdachte [medeverdachte] , die in de auto zat te wachten. Ze werden ter plaatse aangehouden. Bij een gesprek met de verhuurder gaf de verhuurder een telefoonnummer van de huurder op dat volgens het politiesysteem overeenkwam met het telefoonnummer van verdachte. Verdachte werd herkend op de beelden en verklaarde dat hij inderdaad voor een derde persoon de huur vooruit had betaald.
Gelet op de inhoud van de tenlastelegging die ziet op handelingen in Nijmegen en later in Tilburg, zal de rechtbank deze afzonderlijk bespreken.
Invoer en aanwezig hebben van hennep in Nijmegen
Verdachte is in beeld gekomen bij de politie als huurder van de loods aan de Trappisten-straat in Tilburg. Mogelijk heeft hij een rol gespeeld bij het vervoer van Nijmegen naar Tilburg en bij het regelen van een opslagplek voor de hennep in Tilburg. Er zijn echter geen bewijsmiddelen waaruit volgt dat verdachte bij de invoer vanuit Spanje naar Nederland betrokken is geweest of hier zelfs maar wetenschap van heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt bij verdachte dan ook het (voorwaardelijk) opzet en dient hij hiervoor te worden vrijgesproken. Datzelfde geldt voor het onderdeel medeplichtigheid aan het aanwezig hebben van hennep in Nijmegen. De handelingen die in de tenlastelegging zijn uitgeschreven, zien hier niet op.
Vervoer en aanwezig hebben van hennep in Tilburg
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie volgt dat van doorvoer en vervoer van verdovende middelen slechts sprake kan zijn als en voor zover de drugs nog niet straf-vorderlijk in beslag genomen is. Handelingen die zijn verricht nadat het beslag heeft plaatsgevonden, kunnen niet meer strekken tot het verdere vervoer van die stoffen. Aangezien in het onderhavige geval de 37,4 kilogram hennep vrijwel direct na ontdekking bij het transportbedrijf in Nijmegen in beslag is genomen, kan verdachte vanaf dat moment niet meer verantwoordelijk worden gehouden voor (medeplichtigheid) aan het vervoer daarvan. Dit is anders voor het aanwezig hebben van de hoeveelheid hennep die de politie vanuit Nijmegen naar Tilburg heeft getransporteerd. Uit het dossier is echter niet op te maken hoeveel hennep er uiteindelijk gecontroleerd is doorgelaten. In het proces-verbaal wordt slechts vermeld dat het om een ‘kleine hoeveelheid’ gaat. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen of deze hoeveelheid groter is geweest dan de in de tenlastelegging opgenomen hoeveelheid van meer dan 30 gram.
Gelet op het voorgaande wordt verdachte ook vrijgesproken van het vervoer en het aanwezig hebben van hennep in Tilburg.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.L.E. Peeters, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. M.M. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juni 2021.
Mr. M.M. Veldhuizen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.