Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
voor mr. E.M.J. Thomas.
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het vervoeren, aanwezig hebben en binnenbrengen van hennep. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte medeplichtig was aan het vervoeren van 37,4 kilogram hennep vanuit Spanje naar Nederland, en dat hij betrokken was bij het huren van een garagebox waar de hennep werd opgeslagen. De verdediging voerde echter aan dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de invoer of het vervoer van de hennep, en dat de hennep al in beslag was genomen voordat de verdachte enige betrokkenheid had kunnen hebben.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de hennep op 28 november 2018 in Nijmegen in beslag was genomen en dat de verdachte niet betrokken was bij de invoer vanuit Spanje. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet van de verdachte, en dat de handelingen die na de inbeslagname plaatsvonden, niet konden worden aangemerkt als medeplichtigheid aan het vervoer. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de hoeveelheid hennep die na de inbeslagname was doorgelaten, niet kon worden vastgesteld als groter dan de strafbaar gestelde 30 gram. Daarom heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken, vooral in gevallen van medeplichtigheid aan drugshandel, en bevestigt dat handelingen na inbeslagname niet kunnen leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het vervoer van verdovende middelen.