3.2Besluit bevoegd genomen? Verklaring van geen bedenkingen.
Eisers hebben aangevoerd dat het college ten onrechte geen verklaring van geen bedenkingen heeft gevraagd aan de gemeenteraad. Gelet op het feit dat de vraag of het college terecht geen verklaring van geen bedenkingen heeft gevraagd raakt aan de bevoegdheid van het college, is dit een vraag die de rechtbank ook ambtshalve moet beantwoorden (zie de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3031). Uit artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) volgt dat het college de bevoegdheid toekomt om een omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo indien de gemeenteraad heeft verklaard dat hij geen bedenkingen tegen het project heeft. Uit dit artikelonderdeel in samenhang met de artikelen 2.27 en 2.20a van de Wabo volgt dat het college in beginsel niet bevoegd is om omgevingsvergunning te weigeren of te verlenen en af te wijken van het bestemmingsplan, zonder de gemeenteraad om een verklaring van geen bedenkingen te vragen. Het is de gemeenteraad die hier gelet op zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid beslissingsbevoegd is. Hierop is een uitzondering mogelijk indien de gemeenteraad categorieën van gevallen heeft aangewezen waarin een verklaring niet vereist is en het project past in één van die categorieën.
Voor het wettelijk kader verwijst de rechtbank verder naar de bijlage bij deze uitspraak.
Op 12 juli 2016 heeft de gemeenteraad categorieën van gevallen vastgesteld waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist. Het betreft, voor zover nu relevant, de volgende categorieën:
a. projecten die in overeenstemming zijn met door de gemeenteraad vastgesteld ruimtelijk beleid, zoals (structuur)visies, gebieds- en stedenbouwkundige visies, vastgestelde bestemmingsplannen, masterplannen, beleidsnotities en daarmee te vergelijken ruimtelijke beslisdocumenten en ontwerp-bestemmingsplannen die ter visie hebben gelegen;
b. (…)
d. projecten die betrekking hebben op de aanleg of aanpassing van wegen, faunapassages, parkeer-, speel-, water- groen-, verkeers- en (openbare) nutsvoorzieningen, kunstobjecten, boven- en ondergrondse infrastructurele voorzieningen met inbegrip van daarbij behorende (bij)gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In het bestreden besluit heeft het college het project geschaard onder categorie A. Volgens het college is het project in overeenstemming met door de gemeenteraad vastgesteld beleid.
Het door de gemeenteraad vastgesteld beleid bestaat uit de nota Zonnewijzer en Windrichting, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 15 januari 2019.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat het project in overeenstemming is met de nota Zonnewijzer en Windrichting.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat in de nota geen concrete projecten zijn vermeld. Wel zijn er in de bij de nota behorende kansenkaart voor zonneweides kansrijke locaties voor zonneparken aangeduid, steeds met een bijbehorend oppervlak variërend van 5 hectare tot 20 hectare. De locatie waarop het bestreden besluit ziet, is op de kaart niet aangeduid als kansrijke locatie. Het college heeft ter zitting gesteld dat dat niet betekent dat de locatie aan de [adres] op grond van de nota Zonnewijzer en Windrichting uitgesloten is. Volgens het college volgt uit de nota dat uitsluitend de natuurgebieden en het landbouwontwikkelingsgebied zijn uitgesloten als potentiële locaties voor zonneparken. Alle andere locaties heeft de gemeenteraad volgens het college voorstelbaar geacht. Hoewel het college naar het oordeel van de rechtbank terecht heeft opgemerkt dat blijkens paragraaf 5.3 van de nota ook ontwikkelingen buiten de aangewezen kansrijke gebieden zijn toegestaan, is in de nota aan die initiatieven de voorwaarde gesteld dat sprake is van een zonnepark van maximaal 3 hectare. Het zonnepark aan de [adres] is ruimschoots groter dan 3 hectare. Andere aanknopingspunten voor het standpunt van het college, dat de gemeenteraad alles ruimtelijk aanvaardbaar acht wat niet is uitgesloten, bevat de nota Zonnewijzer en Windrichting niet. Naar het oordeel van de rechtbank is de nota daarmee een onvoldoende basis om vast te kunnen stellen dat de gemeenteraad het aangevraagde project ruimtelijk aanvaardbaar acht.
Het college heeft verder aangevoerd dat de gemeenteraad op de hoogte was van dit project. Als de gemeenteraad vond dat het project niet in overeenstemming was met de nota, had het volgens het college in de rede gelegen dat de gemeenteraad dat kenbaar had gemaakt. Nu een dergelijk signaal van de gemeenteraad is uitgebleven, moet volgens het college worden aangenomen dat de gemeenteraad instemde met het standpunt van het college dat het project past binnen de vastgestelde categorieën van gevallen waarin geen verklaring van geen bedenkingen vereist is.
Wanneer het college hierin zou worden gevolgd, zou de reikwijdte van de aanwijzing in de praktijk niet langer begrensd worden door het besluit waarbij de gemeenteraad de categorieën van gevallen heeft aangewezen. In de praktijk zou voor geen enkel project waarvan het college meent dat het past onder één van de aangewezen categorieën van gevallen een verklaring van geen bedenkingen vereist zijn, totdat de gemeenteraad kenbaar maakt dat wel een verklaring van geen bedenkingen vereist is. Dit staat naar het oordeel van de rechtbank op gespannen voet met het feit dat de categorieën van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen vereist is een uitzondering vormen op de bevoegdheidsverdeling tussen de gemeenteraad en het college die met het instrument van de verklaring van geen bedenkingen is beoogd. Met het instrument van de verklaring van geen bedenkingen is immers beoogd om enkel de gemeenteraad te laten beslissen over een aspect van de vergunning dat aan de beoordeling door het college is onttrokken. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook uitsluitend aan de gemeenteraad om de reikwijdte van die categorieën te bepalen. De gemeenteraad heeft de reikwijdte bepaald door bij besluit van 12 juli 2016 categorieën van gevallen aan te wijzen waarvoor er geen verklaring van geen bedenkingen vereist is. Wanneer een project, zoals hier het geval is, niet onder één van die categorieën valt, kan uit het enkele uitblijven van een signaal van de gemeenteraad niet worden afgeleid dat een project daar volgens de gemeenteraad naar zijn aard wel toe zou moeten behoren. Het uitgangspunt dat het aan de gemeenteraad is om de reikwijdte van de uitzondering op de bevoegdheidsverdeling te bepalen zou daardoor worden uitgehold.
Het college heeft zich dus ten onrechte op het standpunt gesteld dat het project in overeenstemming is met de nota Zonnewijzer en Windrichting. Anders dan het college heeft gesteld, kon het project daarom niet worden geschaard onder categorie A van de categorieën van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen vereist is.
Gelet op de aard van het gebrek ziet de rechtbank geen aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
De rechtbank zal met het oog op finale geschilbeslechting in het hierna volgende onderzoeken of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten.
Het college heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat het project past onder categorie D, omdat een zonnepark een nutsvoorziening is.
De rechtbank overweegt dat een definitie van nutsvoorziening ontbreekt in het besluit tot aanwijzen van categorieën van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen vereist is. Ook het bijbehorend raadsvoorstel geeft geen aanknopingspunten voor de invulling van dit begrip. De rechtbank ziet daarom aanleiding aan te sluiten bij de omschrijving in ‘Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal’. Daarin is nutsvoorziening omschreven als “voorziening (zoals gas, water, elektriciteit, telefoon) die door een nutsbedrijf geleverd wordt”. Gelet op die omschrijving kan het zonnepark naar het oordeel van de rechtbank niet als een nutsvoorziening worden aangemerkt. Vast staat dat de energie die ter plaatse wordt opgewekt door middel van een aansluiting op een station van Enexis wordt teruggeleverd aan het net. Naar het oordeel van de rechtbank wordt ter plaatse van het zonnepark dan ook geen voorziening geleverd. De rechtbank merkt daarbij op dat, omdat de categorieën van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen vereist is, een uitzondering vormen op de hoofdregel dat een dergelijke verklaring wel vereist is, er aanleiding is om de categorieomschrijving bij onduidelijkheid over de reikwijdte daarvan strikt uit te leggen.
Anders dan het college hangende beroep heeft gesteld, kan het project dus niet worden geschaard onder categorie D.