In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2021, zijn eisers, eigenaren van een recreatiewoning, in beroep gegaan tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. Het college had hen gelast de bewoning van hun recreatiewoning als hoofdverblijf te beëindigen, op straffe van dwangsommen. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd wegens motiveringsgebreken. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had aangetoond dat de eisers de last niet hadden opgevolgd, vooral omdat er geen controles waren uitgevoerd in de periode waarin de dwangsommen verbeurd zouden zijn. De rechtbank heeft het college opgedragen om nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van eisers, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het primaire besluit II geschorst tot zes weken na de nieuwe beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft het college ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eisers.