In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2021 uitspraak gedaan op het verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen om een eerder getroffen voorlopige voorziening op te heffen. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van 30 oktober 2020, waarin de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening had toegewezen met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten in een voormalig broederhuis. De belanghebbenden hadden beroep ingesteld tegen het besluit van 31 juli 2020 van het college, dat de omgevingsvergunning verleende.
Tijdens de zitting op 29 april 2021 zijn zowel het college als de belanghebbenden verschenen, waarbij de belanghebbenden werden bijgestaan door hun gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien eerdere uitspraken van de rechtbank in vergelijkbare zaken, het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening toegewezen kon worden. De rechtbank had in andere zaken geconcludeerd dat de verleende omgevingsvergunning grotendeels in stand kon blijven, wat de basis vormde voor de beslissing om de voorlopige voorziening op te heffen.
De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat het door het college betaalde griffierecht volledig zal worden terugbetaald en dat er geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.