ECLI:NL:RBZWB:2021:29
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over Wob-verzoeken van eiser tegen de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Op 5 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken AWB 20/8858 en 20/8859, waarin eiser beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten door de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op zijn Wob-verzoeken. Eiser had op 17 juli 2020 drie Wob-verzoeken ingediend, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijke termijn beslist. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, omdat de beslistermijn was overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de beslistermijn had moeten respecteren en dat de brieven van 6 en 12 augustus 2020, waarin de staatssecretaris de beslistermijn verlengde, niet rechtsgeldig waren. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een beslissing te nemen op de Wob-verzoeken en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens is de staatssecretaris verplicht om de door eiser betaalde griffierechten van € 356,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.