ECLI:NL:RBZWB:2021:2898
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door college van burgemeester en wethouders inzake handhaving
Op 10 juni 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser had op 18 maart 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op zijn verzoek om handhaving. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en vastgesteld dat het college in gebreke was gebleven. De rechtbank oordeelde dat het college uiterlijk op 30 oktober 2020 had moeten beslissen, maar dit niet had gedaan. De eiser had het college op 22 december 2020 in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken waren verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Hierdoor was het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college een dwangsom van € 1.442,- had verbeurd, omdat het niet tijdig had beslist. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het college binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Indien het college deze termijn overschrijdt, verbeurt het college een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het college het door de eiser betaalde griffierecht van € 181,- moet vergoeden en dat het college de proceskosten van de eiser, tot een bedrag van € 267,-, moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 juni 2021.