ECLI:NL:RBZWB:2021:2880

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
02-251053-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit woningen van bejaarde slachtoffers door middel van babbeltrucs met bekennende verdachte

Op 9 juni 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstallen uit woningen van zes bejaarde vrouwen door middel van babbeltrucs. De verdachte, geboren in 1962 en thans gedetineerd, had zich toegang verschaft tot de woningen van de slachtoffers door zich voor te doen als een verwarmingsmonteur of pakketbezorger. Tijdens de zitting op 26 mei 2021 heeft de verdachte de feiten bekend, en de officier van justitie heeft de bewijsvoering toegelicht, waaruit blijkt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met valse hoedanigheid, waarbij de slachtoffers, die tussen de 78 en 91 jaar oud waren, emotioneel en financieel zijn benadeeld.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de verdachte, zijn laaggeletterdheid en de impact van de feiten op de slachtoffers. De officier van justitie had een gevangenisstraf van achttien maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de teruggave van een in beslag genomen personenauto gelast, omdat deze niet vatbaar was voor verbeurdverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-251053-20
vonnis van de meervoudige kamer van 9 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd in de PI te Middelburg,
raadsman mr. R.P.A. Kint, advocaat te Zoetermeer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 mei 2021, waarbij de officier van justitie mr. C.C. Brandwijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte door middel van een babbeltruc is binnengekomen in de woning van zes bejaarde vrouwen en daar vervolgens geld en sieraden heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte ter zitting en de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer ten aanzien van de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het ten laste gelegde bekend en door de verdediging is geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB1R020086 - Emmeryville van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 357.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 mei 2021;
- het proces-verbaal van de aangifte van [naam 1] d.d. 30 september 2020, pagina’s 148 en 149;
- het proces-verbaal van de aangifte van [naam 2] d.d. 29 september 2020, met bijlage, pagina’s 158 tot en met 161;
- het proces-verbaal van de aangifte van [naam 3] d.d. 7 oktober 2020, pagina’s 163 tot en met 165;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2020, pagina 167;
- het proces-verbaal van de aangifte van [naam 4] d.d. 4 juli 2020, pagina’s 204 tot en 205;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2020, pagina’s 206 en 207;
- het proces-verbaal van de aangifte van [naam 5] d.d. 24 juli 2020, met bijlage, pagina’s 228 tot en met 231;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2020, pagina’s 234 en 235;
- het proces-verbaal van de aangifte van [naam 6] d.d. 23 september 2020, met bijlage, pagina’s 239 tot en met 241;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 oktober 2020, pagina 242.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 3 juli 2020 tot en met 6 oktober
2020 te Middelburg en Arnemuiden, gemeente Middelburg, en Prinsenbeek, gemeente
Breda en Sluiskil, gemeente Terneuzen en Zundert en Stavenisse, gemeente Tholen,
telkens goederen, die aan een ander toebehoorde
ndan aan verdachte heeft
weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen,
uit een woning terwijl verdachte zich daar tegen de wil van de rechthebbende bevond en/of
terwijl verdachte zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen telkens onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheiddoor zich voor te doen als een verwarmingsmonteur, althans iemand die de verwarming en/of verwarmingsknoppen moet controleren en/of een pakketbezorger en/of iemand die het water moet controleren , te weten:
- op 29 september 2020 te Middelburg, uit een woning gelegen aan de [adres 2] een hoeveelheid geld toebehorend aan [naam 1] , en
- op 29 september 2020 te Arnemuiden, gemeente Middelburg, uit een woning
gelegen aan de [adres 3] een ring en een broche, toebehorend aan [naam 2] , en
- op 6 oktober 2020 te Prinsenbeek, gemeente Breda, uit een woning gelegen aan de [adres 4] een hoeveelheid geld, twee trouwringen, een broche en kettingen, toebehorend aan [naam 3] , en
- op 3 juli 2020 te Sluiskil, gemeente Terneuzen, uit een woning aan de [adres 5] een hoeveelheid geld, een portemonnee, een gouden tientje, een broche, kettingen, een armband en een ring, toebehorend aan [naam 4] , en
- op 24 juli 2020 te Zundert, uit een woning gelegen aan [adres 6] een gouden tientje, kettingen, armbanden en een horloge, toebehorend aan [naam 5] , en
- op 23 september 2020 te Stavenisse, gemeente Tholen, uit een woning aan de
[adres 7] een hoeveelheid geld, een portemonnee, een ID kaart,
eenketting en ringen, toebehorend aan [naam 6] ;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een voorwaardelijke straf en verzoekt om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur dan het voorarrest op te leggen, omdat verdachte kwetsbaar is gelet op zijn leeftijd en laaggeletterdheid en hij het risico loopt de standplaats voor zijn woonwagen te verliezen. Hij heeft het feit onder een zekere mate van dwang gepleegd, omdat hij schulden af moest lossen aan familie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is door middel van babbeltrucs binnengedrongen in de woning van in totaal zes (hoog)bejaarde vrouwen, in de leeftijd van 78 tot 91 jaar, en heeft daar geld en sieraden weggenomen. Hij heeft de sieraden telkens ingeruild voor geld bij een goudwisselkantoor. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van de slachtoffers, die door hun leeftijd en persoonlijke omstandigheden weinig weerbaar en deels afhankelijk van de zorg van anderen waren, en heeft hun zelfvertrouwen en gevoel van veiligheid aangetast. De door hem weggenomen sieraden hadden voor de slachtoffers een (grote) emotionele waarde. Dat de strafbare feiten een flinke impact hebben gehad op de slachtoffers, blijkt bijvoorbeeld uit de aangifte van mevrouw [naam 4] . Zij was erg emotioneel tijdens het doen van de aangifte en heeft aangegeven dat zij door het feit erg bang is geworden. Naast het leed dat aan de slachtoffers wordt toegebracht, zorgen de door verdachte gepleegde feiten ook voor onrust en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat verdachte eerder in aanraking is gekomen met justitie, maar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 3 februari 2021. Hieruit volgt dat het leefgebied financiën bij verdachte als een belangrijke criminogene factor wordt gezien, omdat verdachte de delicten heeft gepleegd vanwege zijn beperkte financiële middelen. De reclassering heeft moeite met het plaatsen van het gedrag van verdachte en heeft het vermoeden dat er wellicht iets niet helemaal goed zit in de persoonlijkheid, maar geeft daarbij wel aan dat een diagnose alleen door een gedragsdeskundige kan worden gesteld. De reclassering schat het risico in als gemiddeld en adviseert om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig.
Tot slot is gebleken dat het NIFP heeft geprobeerd een trajectconsult af te nemen bij verdachte, maar dat hij hier geen medewerking aan wilde verlenen. Een onderzoek door een gedragsdeskundige is daarom niet haalbaar gebleken.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is, gelet op de ernst van de feiten en de straffen die doorgaans voor dergelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank zal een deel daarvan voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij het bepalen van de duur van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Er is sprake van enige mate van kwetsbaarheid bij verdachte, gelet op zijn laaggeletterdheid en gezondheidsproblematiek. De rechtbank ziet daarin aanleiding om een groter deel van de gevangenisstraf dan door de officier van justitie wordt geëist, te weten negen maanden, voorwaardelijk op te leggen.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten een personenauto (Renault) aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b,14c, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden, waarvan 9 (negen) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto (Renault).
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 juni 2021.
Mr. Skalonjic, mr. Martens en de griffier zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.