ECLI:NL:RBZWB:2021:2812

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7435
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Tozo-uitkering op basis van urencriterium door gemeente Sluis

Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres, werkzaam als zelfstandig ondernemer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), welke door het college op 31 maart 2020 werd afgewezen. Het college stelde dat eiseres niet voldeed aan het urencriterium van minimaal 1.225 uur per jaar, wat eiseres zelf ook had erkend. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 24 juni 2020.

Tijdens de zitting op 4 mei 2021 heeft eiseres aangevoerd dat er geen rekening was gehouden met indirecte uren die zij voor haar bedrijf maakt. Eiseres stelde dat zij, als gevolg van de coronamaatregelen, haar werk had moeten aanpassen en dat de voorwaarden voor de Tozo-regeling discriminerend waren ten opzichte van grotere bedrijven. De rechtbank oordeelde echter dat het voldoen aan het urencriterium een dwingende voorwaarde is en dat er geen uitzonderingen zijn. Eiseres had niet aangetoond dat zij aan het urencriterium voldeed, zelfs niet als indirecte uren werden meegerekend.

De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van discriminatie en dat eiseres andere mogelijkheden had om haar inkomensverlies te compenseren. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7435 TOZO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: [naam gemachtigde eiseres] ,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis (het college),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 31 maart 2020 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) afgewezen.
In het besluit van 24 juni 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 4 mei 2021. Hierbij waren aanwezig de echtgenoot van eiseres als gemachtigde en namens het college drs. C.G.M.E. Poppe.

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres is sinds 1 oktober 2014 werkzaam als zelfstandig ondernemer voor haar eenmanszaak ‘ [naam onderneming] ’. Op 26 maart 2020 heeft zij een aanvraag ingediend voor inkomensondersteuning op grond van de Tozo.
In het primaire besluit heeft het college de aanvraag van eiseres afgewezen. Daarbij stelt het college dat eiseres moet voldoen aan het urencriterium om in aanmerking te komen voor de Tozo: zij dient minimaal 1.225 uur per jaar werkzaam te zijn in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep. Eiseres heeft zelf aangegeven daar niet aan te voldoen en ook uit de door haar bij de aanvraag overgelegde stukken blijkt dit niet.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Beroepsgronden

2. Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat zij bij de aanvraag inderdaad heeft opgegeven niet te voldoen aan het urencriterium, maar daarbij is geen rekening gehouden met indirecte uren die zij maakt voor het bedrijf. Zij heeft ervoor gekozen deze niet te administreren, waardoor zij ook niet in aanmerking komt voor de belastingvoordelen voor starters van de Belastingdienst. Met alle directe en indirecte uren tezamen voldoet zij waarschijnlijk wel aan het urencriterium.
Verder stelt eiseres dat de overheid om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan heeft verzocht het werk zo te organiseren dat persoonlijk contact werd vermeden of het werk voor onbepaalde tijd stil te leggen. Daar heeft zij gehoor aan gegeven, vervolgens worden er voorwaarden gesteld om voor een tijdelijke financiële tegemoetkoming in aanmerking te komen. Volgens eiseres is er sprake van discriminatie ten opzichte van grotere bedrijven. Volgens haar zou het enige criterium moeten zijn of je een bedrijf hebt en daarmee inkomen genereert, ongeacht de hoogte daarvan. Het inkomensverlies dient gecompenseerd te worden.

Wettelijk kader

3. Op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van de Tozo, voor zover hier van belang, wordt onder zelfstandige in deze regeling verstaan de rechthebbende, bedoeld in artikel 11 van de Participatiewet die achttien jaar of ouder is maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep hier te lande en die ten minste 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor het bedrijf of zelfstandig beroep.
In de Nota van Toelichting (NvT) bij de Tozo (Stb. 2020, 118) staat dat de zelfstandige dient te voldoen aan het urencriterium, wat betekent dat de zelfstandige ten minste 1.225 uur per jaar (ofwel gemiddeld 23,5 uur per week) ten behoeve van het bedrijf of zelfstandig beroep werkzaam moet zijn geweest. De hoogte van dit urencriterium is afgeleid van het urencriterium op grond van artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Overwegingen

4. De Tozo is een algemeen verbindend voorschrift. Het vereiste van het voldoen aan het urencriterium is daarin dwingend voorgeschreven; er is geen uitzonderingsbepaling of hardheidsclausule opgenomen. De rechtbank stelt vast dat eiseres erkent dat zij niet voldoet aan het urencriterium. Zij heeft niet met stukken onderbouwd dat zij hier wel aan voldoet als de indirecte uren die zij voor haar bedrijf maakt worden meegenomen. Eiseres heeft er zelf voor gekozen deze indirecte uren niet te administreren, waardoor zij evenmin in aanmerking komt voor belastingvoordelen als starter; deze keuze dient voor haar rekening en risico te blijven.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van discriminatie ten opzichte van grotere bedrijven, zoals door eiseres wel is gesteld. In de NvT bij de Tozo staat dat met het voldoen aan het urencriterium tot uitdrukking wordt gebracht dat de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep een reëel karakter heeft met een substantieel tijdsbeslag. Tevens wordt voor de uitvoeringspraktijk een duidelijke afbakening bereikt. Wie niet aan het urencriterium voldoet, is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking en kan eventueel een beroep doen op bijstand op grond van de Participatiewet. Eiseres heeft dus andere mogelijkheden om haar verlies aan inkomen te compenseren.

Conclusie

6. Het beroep is ongegrond
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier op 3 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.