ECLI:NL:RBZWB:2021:2770
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor jaarrond exploitatie strandpaviljoen op primaire waterkering
Op 3 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een exploitant van een strandpaviljoen, een voorlopige voorziening vroeg. Verzoeker had eerder een vergunning op grond van de Waterwet verkregen voor seizoensgebonden exploitatie van zijn paviljoen op de primaire waterkering. Hij verzocht om een wijziging van deze vergunning zodat hij het paviljoen jaarrond mocht exploiteren. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat had dit verzoek afgewezen, wat leidde tot het indienen van een beroep door verzoeker. In zijn verzoek om voorlopige voorziening stelde verzoeker dat het ontbreken van een jaarrond vergunning hem financieel in de problemen bracht, vooral in het licht van de coronamaatregelen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een zodanige spoedeisendheid dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden toegewezen. De rechter benadrukte dat de voorlopige voorzieningprocedure niet bedoeld is om de uitkomst van de hoofdzaak te bespoedigen, maar om in afwachting van die uitkomst een tijdelijke maatregel te treffen. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, omdat verzoeker al sinds 2016 op de hoogte was van de seizoensgebonden exploitatie en niet had aangetoond dat het wachten op de uitspraak van de rechtbank zou leiden tot een onoverkomelijke financiële noodsituatie. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 juni 2021.