ECLI:NL:RBZWB:2021:277

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 21_38 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake Wajong-uitkering

Op 26 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.C. Sneper, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen de weigering van het UWV om een Wajong-uitkering toe te kennen. Het verzoek volgde op een bezwaar dat verzoekster had ingediend tegen het besluit van het UWV van 13 oktober 2020. De voorzieningenrechter heeft in deze procedure geen zitting gehouden, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de procedure voor voorlopige voorzieningen is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een tijdelijke maatregel te treffen. Bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening speelt de spoedeisendheid een cruciale rol. Verzoekster heeft op 19 januari 2021 een toelichting gegeven op haar spoedeisend belang, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat uit deze toelichting niet voldoende blijkt dat verzoekster op dat moment een spoedeisend belang had bij een met voorrang verleend oordeel over het bestreden besluit.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de financiële situatie van verzoekster, hoewel zij weinig overhoudt, niet zodanig was dat er sprake was van een noodsituatie die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd daarom afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/38 Wajong VV

uitspraak van 26 januari 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. C.C. Sneper,
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 oktober 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een Wajong-uitkering toe te kennen. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
2. De griffier heeft verzoekster gevraagd het spoedeisend belang toe te lichten. Met haar brief van 19 januari 2021 heeft verzoekster een nadere toelichting gegeven.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de uit de brief van 19 januari 2021 met bijlagen onvoldoende blijkt dat verzoekster op dit moment een spoedeisend belang heeft bij een met voorrang verleend oordeel over het bestreden besluit. Uit het bijgevoegde overzicht van maandelijkse kosten en inkomsten blijkt immers niet dat verzoekster geld tekort komt om tot aan de beslissing op bezwaar haar vaste lasten te betalen en te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Dat zij weinig overhoudt is wel duidelijk, maar dit betekent niet dat er sprake is van een financiële noodsituatie, waardoor iemand bijvoorbeeld onderdak dreigt te verliezen en/of geen voeding meer kan kopen. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier op 26 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.