ECLI:NL:RBZWB:2021:277
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake Wajong-uitkering
Op 26 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.C. Sneper, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen de weigering van het UWV om een Wajong-uitkering toe te kennen. Het verzoek volgde op een bezwaar dat verzoekster had ingediend tegen het besluit van het UWV van 13 oktober 2020. De voorzieningenrechter heeft in deze procedure geen zitting gehouden, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de procedure voor voorlopige voorzieningen is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een tijdelijke maatregel te treffen. Bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening speelt de spoedeisendheid een cruciale rol. Verzoekster heeft op 19 januari 2021 een toelichting gegeven op haar spoedeisend belang, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat uit deze toelichting niet voldoende blijkt dat verzoekster op dat moment een spoedeisend belang had bij een met voorrang verleend oordeel over het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de financiële situatie van verzoekster, hoewel zij weinig overhoudt, niet zodanig was dat er sprake was van een noodsituatie die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd daarom afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.