ECLI:NL:RBZWB:2021:2739

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2102 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor overbruggingsregeling op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo)

Op 1 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen het besluit van het Werkplein Hart van West-Brabant. Dit besluit, genomen op 6 mei 2021, betrof de afwijzing van hun aanvraag voor een overbruggingsregeling op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo). Verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening waren dat er sprake was van een spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een zitting achterwege kan blijven. Verzoekers dienden een toelichting te geven op hun spoedeisend belang, maar zij gaven geen inzicht in hun financiële situatie. In hun e-mail van 26 mei 2021 stelden zij dat eerdere uitspraken over de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) relevant waren, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de NOW en de Tozo verschillende regelingen zijn.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de voorlopige voorzieningenprocedure bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Aangezien verzoekers geen bewijs hebben geleverd van hun financiële situatie, was er onvoldoende aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2102 TOZO VV

uitspraak van 1 juni 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] en [naam verzoekster] , te [woonplaats verzoekers], verzoekers,

gemachtigde: UnitedLegal,
en

het dagelijks bestuur van het Werkplein Hart van West-Brabant,

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 6 mei 2021 (bestreden besluit) van het Werkplein inzake de afwijzing van hun aanvraag voor een overbruggingsregeling op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo). Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
2. De griffier heeft verzoekers gevraagd het spoedeisend belang toe te lichten. Daarbij is gevraagd om in ieder geval een overzicht van hun inkomsten, vaste lasten, spaargelden of andere vermogensbestanddelen over te leggen. Verzoekers hebben met een e-mail van 26 mei 2021 gesteld dat de voorzieningenrechter meermaals heeft overwogen dat de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), en daarmee ook de Tozo, een spoedeisend karakter heeft. Verzoekers zijn daarom van mening dat zij geen nadere toelichting op het spoedeisend belang hoeven te geven.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de NOW een andere wettelijke regeling is dan de Tozo. Uitspraken die zien op de NOW zijn dan ook niet van toepassing op de Tozo. Overigens volgt uit de uitspraken die verzoekers hebben genoemd ook niet zondermeer dat er altijd een spoedeisend belang wordt aangenomen in Now-zaken.
Nu verzoekers helemaal geen inzicht in hun financiële situatie hebben gegeven, is onvoldoende gebleken dat er sprake is van een spoedeisend belang. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier op 1 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.