In deze zaak heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, die op 16 augustus 2019 een aanslag rioolheffing 2019 had opgelegd voor de onroerende zaak aan [adres 1] te [woonplaats]. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, omdat zij van mening was dat de heffingsambtenaar niet bevoegd was om voor zowel [adres 1] als [adres 2] een aanslag op te leggen, aangezien er sprake was van één eigenaar en één aansluiting op het riool. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting in Middelburg op 23 april 2021, waar de belanghebbende en haar echtgenoot aanwezig waren, evenals de heffingsambtenaar.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er in het pand aan [adres 2] slechts één toilet aanwezig is, dat door zowel de bewoners van [adres 1] als de gebruikers van het kantoor aan [adres 2] wordt gebruikt. Dit betekent dat de twee delen van het pand ten onrechte als zelfstandige onroerende zaken zijn aangemerkt voor de gemeentelijke belastingen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de aanslag rioolheffing voor [adres 1] herroepen. Tevens is afgesproken dat de gemeentelijke belastingen voor beide adressen voor de jaren 2017 tot en met 2021 opnieuw bekeken zullen worden.
De rechtbank heeft ook bepaald dat de heffingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 47,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig en openbaar gemaakt op 1 juni 2021. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.