ECLI:NL:RBZWB:2021:2700
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking van besluit door bestuursorgaan
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Breda, dat op 18 juni 2020 was genomen. Dit besluit hield een last onder dwangsom in. Op 15 maart 2021 heeft de burgemeester echter per e-mail laten weten dat het bestreden besluit zou worden ingetrokken. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van de burgemeester in de proceskosten die hij in bezwaar en beroep had gemaakt. De burgemeester heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hierop te reageren.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
De rechtbank concludeert dat de burgemeester aan verzoeker tegemoet is gekomen door het intrekken van het bestreden besluit. Tevens is er sprake van een onrechtmatigheid aan de zijde van de burgemeester, wat de rechtbank aanleiding geeft om de burgemeester te veroordelen in de proceskosten. De kosten worden vastgesteld op € 1.602,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de burgemeester het griffierecht van € 178,00 aan verzoeker dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen veroordeling nodig is.
De uitspraak is gedaan door rechter N.E.J.M. Stoof en is openbaar gemaakt op 20 mei 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.