ECLI:NL:RBZWB:2021:2691

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 19_2395
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen eerdere uitspraak inzake bijstandsverzoek

Op 28 mei 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij opposante verzet heeft ingesteld tegen een eerdere uitspraak van 19 juni 2020. In die uitspraak werd het beroep van opposante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena, inzake haar verzoek om bijstand voor een forensisch document-technisch onderzoek, niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat was ingediend. Opposante stelde dat haar adres niet meer intact was en dat zij voortaan per e-mail bericht wilde ontvangen. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat opposante niet om een zitting had verzocht.

De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn eindigde op 7 augustus 2020. Het verzetschrift was op 8 augustus 2020 per e-mail ontvangen, wat betekende dat het niet tijdig was ingediend. De griffier had opposante eerder gewezen op de termijnoverschrijding en haar de gelegenheid geboden om deze toe te lichten. Echter, opposante heeft geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid en ook niet gereageerd op de brieven van de rechtbank.

De rechtbank concludeerde dat het niet afhalen van aangetekende post voor rekening en risico van opposante komt. Aangezien er geen verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding was, werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2395 PW V

uitspraak van 28 mei 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam opposante] , te [plaatsnaam] , opposante,

Procesverloop

Opposante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 april 2019 (bestreden besluit) van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena inzake haar verzoek om bijstand te verlenen voor het laten uitvoeren van een forensisch document-technisch onderzoek.
Bij uitspraak van 19 juni 2020 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift te laat is ingediend.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld onder de vermelding dat haar adres momenteel niet meer in tact is en dat zij voortaan per e-mail bericht wil worden.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarvoor ook geen aanleiding gezien, zodat een zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. In artikel 6:7 van de Awb is bepaald dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Een verzetschrift is op grond van artikel 6:9 van de Awb tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzetschrift niet-ontvankelijkverklaring van het verzet achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2 De uitspraak van de rechtbank van 19 juni 2020 is met een aangetekende begeleidende brief op 26 juni 2020 aan opposante bekend gemaakt. De verzettermijn eindigde in dit geval derhalve op 7 augustus 2020.
De rechtbank heeft het verzetschrift van opposante op 8 augustus 2020 per e-mail ontvangen. Het verzetschrift is derhalve niet tijdig ingediend.
De griffier heeft opposante bij brief van 29 oktober 2020 erop gewezen dat het verzet niet binnen de in de Awb bepaalde termijn is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Daarnaast heeft de griffier het verzoek van opposante om voortaan per e-mail te corresponderen per gelijke datum afgewezen.
Bij aangetekende brief van 1 december 2020 is opposante medegedeeld dat op het eerdere verzoek geen reactie is ontvangen. Opposante is vervolgens verzocht om binnen vier weken na verzending van deze brief alsnog een schriftelijke reactie toe te sturen. Zij is er in deze brief op gewezen dat indien er van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk kan verklaren.
De enveloppe waarin deze aangetekende brief is verzonden, is op 23 december 2020 ongeopend ter griffie terugontvangen onder de vermelding dat deze niet is afgehaald.
Bij brief van 2 februari 2021 is de brief van 1 december 2020 nogmaals gestuurd, nu per gewone post en met een laatste termijn van twee weken na dagtekening van die brief voor een reactie.
Op 26 februari 2021 heeft opposante een e-mail naar de rechtbank gestuurd. Daarin geeft zij aan de in de brief van 1 december 2020 vermelde brieven van 29 oktober 2020 niet met de brief van 2 februari 2021 te hebben ontvangen. Opposante vind het vreemd dat zij de eerdere brieven niet heeft ontvangen terwijl zij wel staat ingeschreven in het BRP bij de gemeente Altena aan de [adres 1] , [postcode] te [plaatsnaam] . Opposante geeft aan dat het wel vaker gebeurt dat zij haar post niet ontvangt. Zij heeft daarom zolang een ander postadres met goedkeuring van de gemeente geregeld. Dat postadres is: mevrouw [naam opposante] , p/a [adres 2] , [postcode] [plaatsnaam] .
Bij aangetekende brief van 2 maart 2021 heeft de rechtbank een kopie van de brieven van 29 oktober 2020 naar het (nieuwe) postadres van opposante verzonden. Zij is daarbij voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na de datum van verzending van die brief op de verzoeken van de rechtbank te reageren. Opposante is er in deze brief nogmaals op gewezen dat indien er van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk kan verklaren.
De enveloppe waarin de aangetekende brief van 2 maart 2021 is verzonden, is op 28 april 2021 ongeopend ter griffie terug ontvangen onder de vermelding dat deze niet is afgehaald.
Opposante heeft de rechtbank in haar e-mail van 26 februari 2021 expliciet haar nieuwe postadres doorgegeven. Overeenkomstig haar wens heeft de rechtbank vervolgens de brief naar dit adres gestuurd. De verzetrechter overweegt dan ook dat volgens vaste jurisprudentie het niet afhalen van aangetekende post voor haar eigen rekening en risico dient te komen.
De verzetrechter constateert dat opposante geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om de termijnoverschrijding toe te lichten. Niet is gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, zodat het verzet van opposante niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, verzetrechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 28 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.