ECLI:NL:RBZWB:2021:2686

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5959
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na niet tijdig aanleveren van gevraagde gegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande vrouw, en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. Eiseres had op 5 december 2019 een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend, maar Orionis heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat eiseres de gevraagde gegevens niet tijdig had aangeleverd. Het primaire besluit van Orionis dateert van 6 februari 2020, en het bestreden besluit van 30 maart 2020 verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 16 april 2021 is behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aan de eisen voldeed om haar aanvraag te laten behandelen, omdat zij de benodigde documenten, waaronder bewijs van echtscheiding en bankafschriften, niet binnen de gestelde termijn had ingeleverd. Eiseres voerde aan dat zij door omstandigheden, zoals een geblokkeerde bankrekening, niet in staat was om de gevraagde informatie tijdig aan te leveren. De rechtbank oordeelde echter dat Orionis terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij tijdig om uitstel had gevraagd of dat zij de gevraagde gegevens niet kon aanleveren.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.E.C. Vriends, in aanwezigheid van griffier mr. T.B. Both-Attema, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5959 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

en

Het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 6 februari 2020 (primaire besluit) heeft Orionis de aanvraag van eiseres voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet niet in behandeling genomen.
In het besluit van 30 maart 2020 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 16 april 2021.
Hierbij waren aanwezig eiseres en [naam echtgenoot] (echtgenoot) en namens Orionis mr. N.M. Feijtel en [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1.
Feiten.
Op 18 november 2019 heeft eiseres zich bij Orionis gemeld voor een dienstverleningsgesprek dat heeft plaatsgevonden op 20 november 2019.
Op 5 december 2019 heeft eiseres een bijstandsuitkering aangevraagd voor levensonderhoud voor een alleenstaande. Bij die aanvraag heeft zij aangegeven dat zij sinds 13 november 2019 gescheiden is, dat zij niet kan werken vanwege lichamelijke klachten en geen Nederlands spreekt.
Bij brief van 6 december 2019 heeft Orionis eiseres uitgenodigd voor een intakegesprek op 17 december 2019.
Bij brief van 12 december 2019 heeft Orionis verzocht om aanvullende gegevens te verstrekken en deze mee te nemen naar het intakegesprek op 17 december 2019. Het betreft gegevens die nodig zijn om haar aanvraag verder te behandelen, te weten een kopie van de uitspraak echtscheiding van de rechtbank met daarin gegevens over de boedelscheiding, bewijs dat haar partner niet langer op haar adres staat ingeschreven en bankafschriften van alle op haar naam staande bankrekeningen en gezamenlijke bankrekeningen met haar partner over de periode van 18 augustus tot en met 16 december 2019.
Bij brief van 19 december 2019 heeft Orionis eiseres een nieuwe afspraak voor een intakegesprek geboden op 7 januari 2020, omdat het gesprek op 19 december 2019 niet door kon gaan. In deze brief is eiseres nogmaals verzocht om de eerder genoemde gegevens te verstrekken en mee te nemen naar het intakegesprek op 7 januari 2020. Tevens is eiseres meegedeeld dat als de gegevens te laat, niet volledig of niet juist zijn, haar aanvraag niet meer in behandeling kan worden genomen (artikel 4:5, eerste lid, van de Awb) en dat er dan geen recht op een uitkering bestaat.
Omdat eiseres hieraan niet heeft voldaan en ook geen contact heeft opgenomen met Orionis om de termijn te verlengen, heeft Orionis besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen.
2.
Het bestreden besluit.
Orionis stelt zich op het standpunt dat eiseres de gevraagde en noodzakelijke gegevens om haar aanvraag te beoordelen niet binnen de gestelde termijn heeft ingeleverd. Daarom wordt haar aanvraag niet behandeld.
3.
Standpunt van eiseres.
Eiseres voert aan dat zij de gevraagde gegevens niet kon inleveren omdat alle administratie mee was genomen en de bank haar bankrekeningen had geblokkeerd. Toen zij over de bankafschriften kon beschikken, was dit al te laat. Eiseres voert aan dat zij al 6 maanden zonder inkomen zit. Eiseres wijst erop dat de schulden oplopen en zij verzoekt een bijstandsuitkering toe te kennen voor levensonderhoud en om de rekeningen te kunnen betalen.
4.
Wettelijk kader.
In artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
5.
Beoordeling.
Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep van eiseres, dient te worden beoordeeld of zij in dat beroep kan worden ontvangen. De rechtbank overweegt dat beroep bij een bestuursrechter kan worden ingesteld door degene die eerst bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat haar echtgenoot namens haar bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit als haar gemachtigde. De rechtbank acht het beroep daarom ontvankelijk.
De periode in geding loopt vanaf 18 november 2019 (datum melding) tot en met 6 februari 2020 (datum primair besluit).
Uit de dossiergegevens blijkt dat eiseres in deze periode (nog) gehuwd was en dat haar echtgenoot in de Basisregistratie personen (Brp) stond ingeschreven op hetzelfde adres. Dit leverde bij Orionis vragen op omdat eiseres in haar aanvraag vermeldde dat zij alleenstaande was met kinderen. De rechtbank is van oordeel dat Orionis eiseres terecht om opheldering hierover heeft gevraagd. Omdat het een aanvraag om een bijstandsuitkering betreft, ligt het immers op de weg van eiseres om aan te tonen dat zij alleenstaande is.
De door Orionis gevraagde gegevens, te weten een kopie van de uitspraak echtscheiding van de rechtbank met daarin gegevens over de boedelscheiding, bewijs dat haar partner niet langer op haar adres staat ingeschreven en bankafschriften van alle op haar naam staande bankrekeningen en gezamenlijke bankrekeningen met haar partner over de periode van 18 augustus tot en met 16 december 2019, waren noodzakelijk om het recht op bijstand te beoordelen.
Eiseres bestrijdt niet dat zij de gevraagde gegevens niet binnen de gestelde termijn (uiterlijk op 7 januari 2020) heeft ingeleverd. Zij stelt dat zij ze niet kon inleveren omdat zij er nog niet over kon beschikken. Ter zitting is door haar echtgenoot naar voren gebracht dat hij bij Orionis heeft gemeld dat de stukken nog niet volledig konden worden ingeleverd, dat hij persoonlijk is langs geweest en dat hij ook een brief heeft ingeleverd met daarin vermeld welke stukken wel en welke niet konden worden ingeleverd. Namens Orionis is daarop gereageerd dat bij deze aanvraag de echtgenoot niet betrokken was en dat door of namens eiseres geen uitstel is gevraagd voor het aanleveren van stukken.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat binnen de door Orionis gestelde termijn contact is opgenomen om uitstel te vragen voor het inleveren van de gevraagde gegevens. Zowel in de brief van 12 december 2019 als in de brief van 19 december 2019 is duidelijk vermeld dat bij te late, onvolledige of onjuiste inlevering van de gevraagde stukken de aanvraag niet wordt behandeld en dat er dan geen recht op uitkering bestaat.
Uit het voorgaande volgt dat Orionis de aanvraag van eiseres terecht niet in behandeling heeft genomen.
6.
Conclusie.
Het beroep is ongegrond.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 28 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.